Recensie: Een boek voor ‘tevredenen en legen’

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | |

In zijn levenswerk, de Naturalis Historia, geeft Plinius een beruchte - in Nederland althans - beschrijving van de Lage Landen:

‘Twee keer per etmaal komt de Oceaan daar met geweldige watermassa’s over een onmetelijke afstand opzetten en bedekt de eeuwig door de natuur omstreden gebied waarvan onduidelijk is of het bij het vasteland hoort of deel uitmaakt van de zee. Daar bewoont dat arme volk hoge terpen.’

Merk op dat het gebied dat Plinius hier beschrijft weliswaar ‘woest’ is, maar toch niet ‘ledig’: het werd ondanks alles bewoond. En die bewoners lieten het er bepaald niet bij zitten. Op 10 juni 1871 velde men in Nederland de laatste boom van het laatste stukje oerbos, het Beekbergerwoud. Na zo’n tweeduizend jaar waren de Lage Landen helemaal ontgonnen. Heel Nederland? Nee, kleine stukjes bleven moedig weerstand bieden aan de overweldigers. Deze ‘oases’ zijn nu verkend door Kester Freriks en in kaart gebracht door Jan J. H. Werner, in hun boek Verborgen wildernis. Door pieter hoexum.

Een hedendaagse inwoner van Nederland hoeft niet de Congo af te zakken om het ‘hart der duisternis’ te vinden. Amsterdammers hoeven het IJ maar over te steken om tot hun enkels in de natuur van Waterland weg te zakken. Inwoners van Lelystad en Almere kunnen troost vinden aan de Oostvaardersplassen. En anders zijn daar nog het Dwingelderveld en de nabijgelegen Wolfskuilen, de Weerribben, het Geuldal, de Bommelerwaard en niet te vergeten de Vliehors op Vlieland en de Boschplaat op Terschelling. Ach, wat is er eigenlijk nog veel natuur in Nederland, en dat is heus wel wat meer dan ‘een stukje bos, ter grootte van een krant, een heuvel met wat villaatjes ertegen’ (Bloem). De ‘tevredenen en legen’ kunnen met dit boek hun hart ophalen.

Het is veel meer geworden dan een gids, zoals Freriks' Vogels kijken meer was dan een vogelgids en zijn De valk eerder een cultuurgeschiedenis was dan een boek over de valk en valkeniers. Je zou bijna zeggen dat ook dit nieuwe boek leest als een roman, ware het niet dat het een zeer poëtisch boek is. Het boek is een romantische zoektocht in de traditie van Heines Harzreise, een zoektocht naar… ja naar wat eigenlijk? De dichter weet het zelf ook niet. Hij is op zoek naar iets anders, iets dat anders is dan alles wat hij kent.

‘Wanneer ik een wildernisgebied betreed, heb ik vaak het idee een deur te openen naar het onbekende. Ik ga door een hek of beukenhaag, ga voorbij aan dicht opeen staande boomstammen, kies het slingerende bospad of stuur een boot door het moeras – en ik ben in het rijk van elders.’

Tegenover de lyrische natuurbeschrijvingen van Freriks staan de tamelijk droge en korte cartografische stukken van Werner, die hun bedoeling, ‘ondersteunen en opluisteren’ meer dan waar maken. Dat laatste, het opluisteren, doen vooral de vele, prachtige reproducties van oude kaarten. Werner constateert overigens een belangwekkende paradox: ‘Een in kaart gebrachte wildernis is […] alleen al door haar op de kaart te zetten een stukje minder wildernis, minder verassend, minder onbekend, minder ondoordringbaar geworden’.

Ook Freriks komt door zijn taak, het verkennen van de wildernis, serieus te nemen voor een paradoxale conclusie te staan. De opdracht die hij zichzelf stelde blijkt een zeer romantische, want onmogelijk te vervullen: eenmaal verkende wildernis is geen wildernis meer. In tegenstelling tot een landschap, wat Freriks definieert als ‘dat wat zich voordoet aan de kijkende mens’, is de echte wildernis ongezien. Oftewel, de wildernis is daar waar ik niet ben.

Freriks doet in dit boek, zoals hij zelf zegt, verslag van een ‘ontdekkingsreis langs onbekende wouden en steile kliffen, heidevelden en verstuivingen, heuvelrug en beekvallei, wilde polder en vrije rivier, waterval en getijdengebeid’. Maar het is een ontdekkingsreis waarbij de reis belangrijker is dan de bestemming. Freriks is op zoek naar ‘de betekenis van het ongerepte’. Die blijkt nu juist te liggen in de onbegrijpelijkheid en onbevattelijkheid van de wilde natuur. Ook Nederland, door mensenhand aan de zee ontworsteld, en verkaveld en herverkaveld tot in alle hoeken en gaten, blijkt bezaaid met raadsels en mysteries. Deze raadsels moeten niet opgelost worden, maar juist bewonderd. En daar is Freriks een meester in.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum