Reisliteratuur is een problematisch genre, het is een soort contradictio in terminis: het is enerzijds literatuur en dus verbeelding, fantasie, verzinsel… kortom ‘verdichting’, maar anderzijds is reizen, als het goed is, een confrontatie met de waarheid, met de feiten en zou het dus vooroordelen moeten ontkrachten of in elk geval nuanceren. Een goed reisboek doet dus twee tegenstrijdige dingen, het ontkracht én creëert vooroordelen. Hans van der Heijdes boek Istanbul. Naar de stad van weemoed voldoet aan beide (tegenstrijdige) eisen en is daarom een goed reisboek. Door pieter hoexum.
Van der Heijde schreef, zoals hij zelf zegt, een ‘leunstoelreisboek’, een term die hij overneemt van zijn uitgever. Hij bedoelt daarmee dat hij twee boeken in een wil schrijven: enerzijds een boek dat de lezer warm maakt voor een bezoek aan Istanbul, en anderzijds een boek dat de lezer juist doet thuisblijven: een leesboek dat je leest in je leunstoel. Wat betreft dat eerste: ik ben nog nooit in Istanbul geweest, was niet van plan er naartoe te gaan en heb nog steeds geen concrete plannen - hoogstens een vaag verlangen. En dat is al heel wat, want ik heb een ontzettende hekel aan reizen. Maar ik houd van reisverslagen en kom wat dat betreft met dit boek goed aan mijn trekken.
Istanbul is als een oproep tot gebed: heerlijk om naar te luisteren en bij weg te dromen – niet om daadwerkelijk gehoor aan te geven. Dat weet de ‘oproeper’ eigenlijk ook wel, en dat kun je ook horen aan zijn wat klagelijke toon. Het is geen oproep maar een weeklacht: wat jammer toch dat we niet meer naar die mooie stad kunnen gaan – en hoe heerlijk is het om daarover te treuren.
Istanbul is, zoals het heet in de ondertitel van dit boek ‘de stad van de weemoed’. Je kunt namelijk helemaal niet meer naar Istanbul. Istanbul bestaat niet. Istanbul is geen stad, maar een luchtspiegeling, een fata morgana. Istanbul is een product van de verbeelding. Het is een boek, om precies te zijn een boek van Orhan Pamuk: Istanbul. Herinneringen en de stad.
Nee, Istanbul is een hele reeks boeken. De stad is zoekgeraakt onder lagen boeken, romans en andere verschijningsvormen van ‘oriëntalisme’ (Edward Said). Maar hier en daar steekt er iets uit het zand waar Van der Heijde tijdens zijn vele wandelingen door de stad over struikelt, zoals de vele straathonden bijvoorbeeld. Of, iets minder prozaïsch, een bepaald icoon in het Archeologisch Museum. Op dat 11de-eeuwse icoon is de Heilige Eudokea afgebeeld, maar welke ‘Eudokea’? Van der Heijde duikt diep in de materie, maar komt er niet helemaal uit:
‘Conclusie? Eigenlijk durf ik er geen te trekken, afgezien dan van de vaststelling dat byzantologie een wetenschap is die op atollen van feitjes driemasters van veronderstellingen bouwt, scheep gaat en in de diepe oceanen tuurt die de geschiedenis bedekken, in de hoop af en toe een glimp op te vangen van de bodem.’
Precies dat maakt byzantologie natuurlijk ook zo aantrekkelijk en dat is ook de aantrekkingskracht van Byzantium, zoals de Griekse stichters Istanbul noemden.
‘In Istanbul zijn is ondergedompeld worden in geschiedenis. Geschiedenis die, om bij de natte metafoor te blijven, doordrenkt is met religie’. Als ik deze metafoor van Van der Heijde nog even mag voortzetten, dan blijkt die religie onscheidbaar vermengd met politiek en wordt het mengsel tot het kookpunt gebracht door een vurige hartstocht voor logica en disputen. Eerder nog dan een stad of een boek, is Istanbul een eindeloos debat. Een eeuwigdurend debat over zaken zoals de natuur van Christus, de status van iconen, hoofddoekjes en Atatürk als seculiere heilige.
Het mooie is dat van der Heijde bij al zijn weemoedigheid nooit zwaarmoedig wordt. Het is hem ernst, maar hij is niet zwaar op de hand. Hij heeft ook handige tips voor wie goedkoop een boottochtje wil maken of goedkoop en eenvoudig wil eten. Enigszins schokkend is misschien om te lezen, in dat hoofdstukje over ‘Eten’, dat Van der Heijde moet bekennen dat zijn ‘Turks minder dan rudimentair’ is. Hij wordt op de achterflap dan wel betiteld als ‘Istanbul-kenner’, maar dat blijkt gelukkig nogal mee te vallen. Hij is eerder liefhebber dan deskundige. Door de lichte toon doet het denken aan de recente ‘reisgidsen’ van Philip Matyszak voor Het oude Athene (voor vijf obolen per dag) en het Oude Rome (voor vijf dinarii per dag). Maar natuurlijk vooral aan het onlangs heruitgegeven: Strolling Through Istanbul. Guide to The City.
De Istanbulganger die zich degelijk-Duits voor wil bereiden kan terecht bij Klaus Kreisers Istanbul. Ein historischer Stadsfuhrer. Hij beperkt zich daarin tot de Ottomaanse periode (dus vanaf 1453, ‘de val’ dan wel ‘de verovering’ van Constantinopel dan wel Istanbul), maar weet daarover dan ook wel alles, getuige paragrafen als ‘Haft, Folter und Verbannung’, in het hoofdstuk ‘Militarisches’.
Maar thuis blijven kan natuurlijk ook, in een leunstoel met een reisboek op schoot.
Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.