Recensie: Een grandioos binnenhuisongeluk

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | |

Volgens Blaise Pascal was er ‘slechts één oorzaak van al het leed dat de mens overkomt: hij is niet in staat rustig in een kamer te blijven.’ Maar dat was in de zeventiende eeuw, inmiddels speelt het leven zich grotendeels binnenskamers af. En worden we juist gewaarschuwd dat de meeste ongelukken binnenshuis plaatsvinden. Of gaat Pascals waarschuwing nog steeds op, met dien verstande dat het er niet slechts om gaat thuis te blijven, maar je daar vooral gedeisd te houden. Dat is precies wat Bill Bryson niet doet in Een huis vol (At Home). Door pieter hoexum

Enkele jaren geleden verhuisde Bryson, schrijver van reisboeken en andere non-fictie, naar ‘een voormalige anglicaanse pastorie in een dorp vol rustige anonimiteit in Norfork’. Hij had net zijn grote niet-reisboek gepubliceerd, Een kleine geschiedenis van bijna alles, dat zijn titel op een zeer eigenzinnige manier geheel waarmaakt: het is een soort overzicht van de ontwikkelingen in ogenschijnlijk saaie wetenschappen als astronomie, geologie en paleontologie. Daar moest hij wel van bijkomen; je gunt hem zijn rust. Maar, je bent Bill Bryson of je bent het niet: eenmaal ‘thuis’ ging hij met groeiende nieuwsgierigheid om zich heen kijken en verbaasde zich er maar weer eens over hoe weinig een mens eigenlijk weet: wat weten we nou eigenlijk helemaal van ons huis? Alles in en aan het huis is bedacht of uitgevonden of toevallig tot stand gekomen, maar hoe en door wie en wanneer en waarom?

Goede ideeën zijn vaak eenvoudig en voor de hand liggend, en dit was er zo een: Bryson kwam op het idee een ‘reisboek’ te maken over zijn eigen huis, de oude pastorie. Hij zou ‘van de ene kamer naar de andere dwalen om na te gaan welke rol ze stuk voor stuk hadden gespeeld in de evolutie van het huiselijk leven. […] Ik zou een wereldgeschiedenis schrijven zonder het huis uit te hoeven.’

‘In werkelijkheid was het totaal anders’, merkt Bryson nog op, maar ik weet niet of hij de werkelijkheid de schuld kan geven. Natuurlijk, ‘huizen zijn verbazend complexe vergaarbakken’, maar dat zou juist een reden kunnen zijn uiterste voorzichtigheid te betrachten. Dat is Bryson echter niet gegeven, hij gaat altijd voortvarend, en overigens goed gemutst, te werk. Hij dacht ‘dat dit een boek zou zijn dat ik op mijn sloffen af kon’. Maar hij heeft het niet op zijn sloffen gedaan, hij heeft stevige stappers aangedaan en is op reis gegaan in zijn eigen huis – om hopeloos te verdwalen.

Daarmee is het boek een 'grandioze mislukking' geworden; dat is geen kritiek, maar een compliment. Als je een naslagwerk of overzichtswerk, of een ‘echte’ geschiedenis verwacht, kom je bedrogen uit. Een boek als dit verhoudt zich tot een naslagwerk als een reisverhaal tot een reisgids. Het enige dat je kunt doen is Bryson volgen – en met hem verdwalen.

Bryson belooft zijn lezers een beschrijving van ‘de evolutie van het huiselijk leven’. Hij komt die belofte eigenlijk niet echt na en daar zijn nogal wat critici over gevallen. Het is ook waar: dit is niet hét boek over huiselijkheid, over het leven binnenshuis. Dat boek moet nog geschreven worden, maar wie er meer over wil weten kan terecht bij bijvoorbeeld Rybczynski Home, of in het Nederlands bij Herman Beliën, Huis tuin en keuken, helaas niet meer leverbaar, maar met precies dezelfde titel verscheen recentelijk een uitermate interessant boek van Maarten Jan Hoekstra; Ileen Montijn heeft er trouwens ook veel over geschreven (Leven op stand en Naar buiten!). Hoe dan ook, in plaats van te blijven steken in klagen over wat Brysons boek niet is, kun je beter kijken wat het wel is.

Bryson schrijft echte jongensboeken en ook dit boek heeft veel weg van een soort verzamelband met jaargangen van tijdschriften zoals Kijk en Quest. Iedereen die als kind gesmuld heeft van boeken met titels als ‘1000 uitvindingen’, ‘Zo werkt dat’ of ‘Hoe hebben ze dat gemaakt?’, kan hier zijn hart ophalen. Bryson is op zijn best als hij schrijft over de ontwikkeling van bouwmaterialen zoals staal, beton en baksteen, of over de ontwikkelingen in de huishoudelijke apparatuur. Niemand kan zo enthousiast uitweiden over de blikopener, de muizenval of de telefoon.

De grote kracht van Bryson is dat hij ondanks zijn jongensachtige enthousiasme en charme, de lezers nooit vermoeit met dat wezenloze optimisme waar andere geschiedschrijvers van ontwikkelingen in wetenschap en technologie altijd van menen te moeten getuigen. Eigenlijk is er bij Bryson geen sprake van ‘ontwikkelingen’, de hele geschiedenis is een lange dwaaltocht. De slotsom van Bryson luidt steeds weer dat het verbazingwekkend is hoe weinig we weten van ogenschijnlijk eenvoudige dingen.

Hoewel Bryson Amerikaan is, is Een huis vol een ontzettend Engels boek. Niet alleen omdat de nadruk ligt op de ontwikkelingen in Engeland en Amerika sinds 1850, maar ook door Brysons voorliefde voor excentriekelingen. Bij hem zijn de wetenschappers en uitvinders geen helden maar zonder uitzondering onnozelaars en stoethaspels. Wetenschapsgeschiedenis is bij hem zeker geen succesverhaal. Al helemaal aan het begin komt de aap uit de mouw: ‘Op een zeer fundamentele manier zijn we […] mensen uit de steentijd.’

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

Een huis vol is een van de zomervrienden van Athenaeum Boekhandel Haarlem.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum