Recensie: Een litteken scheidt verbijstering en nihilisme

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| | | |

Anders dan Nederland heeft Duitsland in de recente geschiedenis iets te verwerken gehad dat vruchtbaar bleek voor de literatuur. Armada schetst met het aprilnummer de ontwikkelingen van de afgelopen 2 decennia in de Duitse letteren en daaruit blijkt precies hoe vruchtbaar. Door de enorme aandacht voor de muur, lijkt het soms net alsof heel Duitsland al twintig jaar samenvalt met Berlijn. Het litteken van de muur loopt nog dwars door de Duitse letteren heen. Door leonhard de paepe.

De muur in de literatuur scheidt merkbaar schrijvers uit Oost- en West-Duitsland. Ewout van der Knaap schrijft bijzonder goed geïnformeerd over de Oost-Duitse. Opvallend vaak zijn het humoristen. Het bekendste voorbeeld daarvan is Thomas Brussig die in Helden wie wir Klaus Uhltzscht introduceert, die met zijn lid de muur ten val bracht. Historisch is vooral het laatste hoofdstuk ('Der geheilte Pimmel') interessant, waarin Brussig de roman Der geteilte Himmel van de Oost-Duitse sterschrijfster Christa Wolf onsterfelijk belachelijk maakt. De (Oost-)Duitse humor blijkt daarmee vooral een intellectueel absurdisme en geen holle lach. Zo laat Michael Kumpfmller in Hampels fluchten de geschiedenis in tegenovergestelde richting afspelen. Hij voert Hampel, een beddenverkoper en vrouwenheld, op, die door schulden opgejaagd naar Oost-Berlijn vlucht.

En Jens Sparschuh geeft ironisch vorm aan de ostalgie door een Oost-Duitser op te voeren die als vertegenwoordiger in kamerfonteinen kans ziet althans binnenskamers de DDR te doen herleven. Onder de lach liggen meestal serieuze problemen met assimilatiedruk, de mislukte integratie van het Oosten, woedende verbijstering over de DDR en problemen met identiteit. Daarom zijn er ook zoveel romans over dit thema met Der Turm van Uwe Tellkamp (uit 2008, negentien jaar na de val!) als voorlopig hoogtepunt.

In West-Duitsland zijn het vooral de wat oudere schrijvers die schitteren. Günther Grass, Elfriede Jelinek en Herta Müller komen aan bod, maar ook Botho Strauss, Hans Magnus Enzenberger, Wilhelm Genazino en Alexander Kluge, auteurs die geheel onterecht in Nederland veelal onbekend zijn. In 'Literariteit als muur' analyseert Thomas Ernst met verve de strijd die Reinhard Jirgl (de duisterste alle duisterlingen onder de Duitse vertellers) in zijn werk voert tegen de doelloosheid van de hedendaagse massamens. In zijn Die atlantische Mauer blijkt de schrijver lezen en schrijven te zien als antwoord tegen de vuile massa. Dat (vrolijke) nihilisme herkent Henk Harbers ook in het werk van Andreas Maier, schrijft hij in 'Het Ik en het Niets'.

Dat nihilisme is echter al geïnternaliseerd bij de jonge West-Duitse schrijvers, in de vorm van een grimmig soort verveling. Verveling is een betreurenswaardige ontwikkeling in de literatuur. In Nederland maken we die mee in de vorm van hippe vrouwelijke columnistes die zogenaamd gevatte egodocumenten afleveren. In Duitsland viel de verveling samen met een commercialisering van politieke en cultuur plaats. Marieke Kötting beschrijft hoe gelijktijdig met optredens van politici in Guten Zeiten, Schlechten Zeiten en Big Brother, in de letteren een generatie piepjonge schrijvers de aandacht trok. Zij werden de KiWi-boys genoemd (naar hun uitgever: Kiepenheuer & Witsch) of Frauleinwunder. Beide kokette benamingen, stelt Kötting, leggen meer de nadruk op lichamelijkheid (lees: mediamieke kwaliteit) dan op literaire kwaliteit. Hun werk wordt intellectueel gelegitimeerd door ironische verveling en apathie waarbij de hoofdpersonen naar televisieprogramma's kijken die ze allang gezien en afgekeurd hebben, maar waarvoor ze toch te lamlendig zijn om te afstandbediening van tafel te pakken.

Niets om trots op te zijn dus, maar het maakt het beeld in deze Armada-uitgave wel evenwichtig. Naast analyse is in deze uitgave één, niet al te bijzondere, prozatekst opgenomen van Katja Lange-Müller en Pauline Bok kruidt het geheel net een zeer aangrijpend verhaal uit de literatuurgeschiedenis, namelijk die van een verwoestende liefde tussen schrijvers Natasha Wodin en Wolfgang Hilbig. Zij raakten aan elkaar verknocht door de enorme intimiteit van de subtiele kwellingen die zij elkaar aandeden. Het was een liefde waaraan zij kapot gingen, maar die literair ongelooflijk vruchtbaar bleek. Met drama, proza, hoogte en dieptepunten schetst Armada 58 een diffuus beeld van de literatuur van onze oosterburen die helaas in Nederland nog veelal onbekend is. Wie het weten wil: het is een goudmijn!

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij schrijft voor NRC Handelsblad.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum