Recensie: Een röntgenfoto van de stad

08 februari 2010 , door Lodewijk Brunt
| | |

De architect Michael Sorkin woont op de hoogste verdieping van ‘Annabel Lee’, een oud pakhuis in Greenwich Village, vrijwel om de hoek van Washington Square. In een minuut of twintig loopt hij naar zijn werk, afhankelijk van de route die hij kiest. Tijdens die korte wandeling komt de wereld voorbij. In zijn nieuwste boek, met de toepasselijke titel Twenty Minutes in Manhattan, beschrijft hij minutieus wat hij tegenkomt en laat hij zijn associaties de vrije loop. Het resultaat is een indringend portret van New York City, in het bijzonder Greenwich Village en Manhattan, tegen de achtergrond van stedelijke ontwikkelingen in het algemeen en de ontwikkelingen in de moderne architectuur en stedenbouw. Een knap boek, maar je wordt er niet vrolijk van.

In Sorkins woning zijn elf appartementen, de trap telt driehonderd treden en het trappenhuis is een plek waar je veel over de bewoners te weten komt. Je hoort muziek, gesprekken en gestommel, je ziet of mensen hun vuilniszakken op tijd buiten hebben gezet en je komt nog eens iemand tegen. In Soho, de buurt ten zuiden van Houston Street, vind je in negentiende eeuwse gebouwen nog ‘ouderwetse’ trappenhuizen waarvan je tranen in de ogen krijgt; architectonische meesterwerken, aldus Sorkin, niet alleen vanwege vorm en materiaal, ook vanwege het slimme woekeren met beperkte ruimte. De auteur heeft het over banale, alledaagse verschijnselen - trappen en traptreden maar ook de hal, voordeur en tochtdeur, stoep, gevel en balkons, vloeren, daken, stand van de zon - maar door zijn scherpe kennersblik zie je opeens dimensies die je nooit eerder had vermoed. En zoals hij zijn eigen woning beschrijft, inclusief de relaties met buren en de conciërge, legt hij ook de buitenwereld vast: zijn wandelingen van huis naar studio, wat hij onderweg ziet en meemaakt, trottoirs, stoplichten, bomen, het verkeer, de kruispunten, pleinen en straten, de sfeer in het algemeen.

Twenty Minutes in Manhattan is een röntgenfoto van een snel veranderende stad en wat er in New York aan de hand is, gebeurt op dezelfde manier in tal van andere steden - al zijn er grote verschillen. Sorkin is zich daar terdege van bewust; hij heeft veel gereisd en heeft buiten de Verenigde Staten gewoond. Als voetganger wordt hij er dagelijks mee geconfronteerd dat New York een typische stad voor auto’s is. Op sommige kruispunten heb je nauwelijks de tijd om de straat over te steken, als wandelaar ben je opgejaagd wild en moet je iedere dag blij zijn dat je nog niet platgereden bent. In Europa bestaat doorgaans meer evenwicht tussen verschillende soorten verkeersdeelnemers. Wenen is het voorbeeld van een stad waar volgens Sorkin met grote zorg de exclusieve voetgangersgebieden, fietspaden, autowegen, korte- en langeafstandstreinen, taxi’s, bussen, trams en de metro op elkaar zijn afgestemd. Iedere keer als Sorkin in die stad is, ergert hij zich de eerste paar dagen aan het geduld waarmee voetgangers op groen licht staan te wachten, maar raakt hij spoedig opnieuw onder de indruk van het respect voor de gemeenschap dat uit deze houding spreekt. En hij oppert dat zelfs het ogenschijnlijk volstrekt chaotische verkeer in Indiase steden ‘democratischer’ is dan de Amerikaanse monocultuur van snelverkeer: in Delhi of Mumbai wordt het snelverkeer tot compromissen gedwongen doordat alles en iedereen - inclusief heilige koeien en andere levende have - op hetzelfde moment van dezelfde ruimte gebruik moet maken. Het klinkt sympathiek, ongetwijfeld, maar wél wat naïef. Ook het Indiase verkeer kent zijn winnaars en verliezers.

Aan de Amerikaanse verering van het blik ligt een algemenere ontwikkeling ten grondslag die je wel degelijk óók in steden als Wenen of Delhi (of Amsterdam) kunt waarnemen: een steeds toenemende onverschilligheid voor de openbare ruimte. Sorkin is een groot, maar geen kritiekloos bewonderaar van Jane Jacobs; zij woonde ooit in dezelfde buurt en Greenwich Village inspireerde haar tot het beroemde Death and Life of Great American Cities. Net als zij laat hij zien dat Manhattan steeds meer wordt volgebouwd met dozen van glas en staal die geen relatie hebben met de lokale architectuur en die met hun rug naar de stad staan. De angst voor de straat en het straatleven leidt ertoe dat de stedelijke voorzieningen worden geconcentreerd in afgesloten shopping malls, waar zwervers en andere ongewenste elementen worden buitengesloten en het weer kunstmatig wordt geregeld. Het ideaal van beleidsmakers en ontwerpers is Disneyland, waarover Sorkin al eerder heeft geschreven (Variations on a Theme Park, 1992): een pretpark waar het ‘echte leven’ is nagebouwd, maar waar geen criminaliteit voorkomt, geen hondenpoep of kauwgom op straat ligt en waar iedereen constant in de gaten wordt gehouden. Manhattan, aldus Sorkin, is op weg één gigantische ‘gated community’ te worden, een ware nachtmerrie

Lodewijk Brunt is stadssocioloog.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum