Recensie: Een vrouw die schrijft

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | | |

Wie zo onverstandig is op vakantie te gaan naar Frankrijk hoeft niet verder te lezen, maar kan gewoon dit boek aanschaffen en meenemen: De dochter van Montaigne, van Jenny Diski. Trouwens, wat de bestemming ook is, dit boek is altijd geschikt: een verrukkelijke historische roman, een even geestig als schrijnend portret van Marie de Gournay (1565-1645).
Het begint sprookjesachtig: er was eens een meisje, genaamd Marie, dat woonde in Parijs en dat niets liever deed dan uit het raam kijken. Daar ziet ze ‘mannen en [een] paar vrouwen vastberaden door de straten lopen, alsof ze allemaal precies wisten waar ze naartoe gingen’. Marie kan niet wachten tot ze oud genoeg is om zich bij hen aan te sluiten, maar haar vader sterft en haar moeder besluit dat het beter is als het gezin naar het landgoed in Gournay (Noord Frankrijk) verhuist. Door pieter hoexum.

Marie is razend, ze haat ‘het grote groene en bruine niets van het platteland’. Haar moeder weet zich geen raad met het onhandelbare, onhandige meisje, ‘zonder enig talent voor iets van wat een vrouw werd verwacht. Geen enkele huishoudelijke vaardigheid ging haar gemakkelijk af.’ Toch probeert haar moeder Marie die met de moed der wanhoop aan te leren, want ‘wat moest je anders beginnen met een onaantrekkelijk kind van het vrouwelijk geslacht dat er absoluut niet in geïnteresseerd was haar leven aan God te wijden?’ Het loopt telkens uit op steeds hoger oplopende ruzies waarbij Marie steevast, schreeuwend de kamer uitrent: ‘Ik doe het niet! Het kan me niet schelen! Ik wil niet trouwen!’

Marie verstopt zich in de ‘bibliotheek’, althans in de kamer waar de boeken staan die haar vader, als heer van stand, nodig had gevonden te verzamelen, maar niet of nauwelijks had ingekeken. Marie wel, ze leest en leest en leest… tot ze ze allemaal begrijpt, ook die in het Latijn, hoewel haar dat enkele jaren kost.

Het enige contact met de grote wereld was Marie’s oom, een broer van haar vader die aan het Franse hof vertoefde en verdienstelijk amateur-toneelschrijver is. Hij voorziet Marie af en toe van nieuwe boeken. Als hij in het voorjaar van 1584 weer komt logeren, heeft hij iets bijzonders voor Marie meegenomen, iets nieuws, schrijfsels van ene Montaigne, die het ‘essays’ noemt, ‘probeersels’, ‘experimenten’. Eenmaal in de beslotenheid van de bibliotheek slaat Marie het boek open en begint te lezen. ‘De rest van de dag heeft niemand Marie weer gezien.’

Te zeggen dat Marie ondersteboven is van Montaigne’s essays, zou nog een understatement zijn. ’s Avonds verschijnt ze weer beneden, in de deuropening,

‘... zwaar leunend tegen de deurposten, die ze met witte knokkels omklemde, alsof het feit dat haar lichaam overeind werd gehouden door de constructie van het huis niet erg lang zou kunnen voorkomen dat ze op de grond zou vallen. Haar gezicht was lijkbleek en glom van het zweet, haar korte krullen zaten door het vocht op haar voorhoofd geplakt en haar verontrustende ogen waren wij opengesperd en verstard, zagen kennelijk iets wat geen ander mens ooit had aanschouwd.’

Een zus vermoedt dat Marie een visioen heeft, haar moeder dat ze ziek is geworden. Maar nee, zo verzekert Marie hen, ‘... het is monsieur Montaigne. Hij heeft me overweldigd’.

Vanaf dat ogenblik wil (kan!) Marie over niets anders meer praten dan over Montaigne en zijn essays. Ze rust niet voordat ze hem ontmoet heeft. Via haar oom lukt dat, hoewel Marie weer een aanval van hysterie krijgt. Ze moet en zal Montaigne’s leerling worden, zijn volgeling… discipel. Montaigne, zich geen raad wetend met de situatie, denkt haar af te kunnen schepen met de toezegging haar als dochter (‘fille d'alliance’) aan te nemen.

Dan neem het sprookje de boosaardige wending die de lezer al een tijdje aan voelde komen, maar waarvan hij al die tijd hoopte dat het niet waar zou zijn. Marie streefde ernaar als onafhankelijke vrouw van haar pen te kunnen leven – en je gunt het haar, alleen al uit medelijden. Maar Diski is onverbiddelijk. Zoals in de sterkste romans van W.F. Hermans is de hoofdfiguur een sukkel die in zijn verbeelding een held is maar die door de schrijver tergend langzaam naar de afgrond wordt geduwd.

Marie ontpopt zich tot ‘een hysterische en ronduit gevaarlijke bewonderaarster’. Ze blijkt bijzonder fanatiek, een echte fan. Alles wat Montaigne schrijft, schrijft hij natuurlijk voor háár, of kan althans slechts door haar werkelijk begrepen worden. Zij begrijpt hem beter dan hij zich zelf begrijpt. Ze laat zich dan ook niet zo gemakkelijk afschepen. Bovendien is Montaigne is al oud, ziekelijk en heeft geen tijd de vele aantekeningen die hij bij de essays gemaakt heeft in een nieuwe editie te verwerken… Is dat geen mooi klusje voor Marie? Nou, Marie kan zich niets mooiers voorstellen!

Als Montaigne in 1595 sterft, heeft Marie nog een heel leven voor zich. Een leven dat ze zal wijden aan de nagedachtenis van Montaigne en zijn essays. Met zoveel enthousiasme en vasthoudendheid dat het al gauw anderen begint te ergeren. Ze wordt de risee van Parijs. En eerlijk gezegd, ze is ook belachelijk. Aan de andere kant stuiten Marie’s ambities steeds weer op een ontstellende bekrompenheid, ook van de kant van Montaigne. Wat Marie ook doet en wat ze ook schrijft, het is altijd hetzelfde liedje: het is een vrouw die schrijft. In het Engelse origineel heeft deze roman Apology for the Woman Writing, het spannende is dat dit bij Diski ironisch, om niet te zeggen gemeen (lekker gemeen) moet worden opgevat: ze verontschuldigt zich voor de schrijvende vrouwen.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum