Recensie: Een vurig verlangen naar een verenigd Griekenland

30 november 2015 , door Patrick Gouw
| | |

De vierde eeuw v. Chr. was een turbulente periode in de geschiedenis van de Griekse wereld. Traditionele machten als Athene en Sparta zagen zich, ten gevolge van een wervelwind aan politieke, militaire en sociale omwentelingen, geconfronteerd met de opkomst van nieuwe spelers op het wereldtoneel. Michael Scott ontrafelt in zijn boek From Democrats to Kings bloemrijk en gepassioneerd hoe het wegvallen van oude zekerheden binnen enkele decennia kon leiden tot een compleet nieuwe wereldorde. Door patrick gouw.

De Atheense redenaar Isokrates werd zijn leven lang gedreven door een vurig verlangen naar een verenigd Griekenland, dat onder leiding van zijn vaderstad de macht zou uitoefenen in de antieke wereld. Bij zijn geboorte in het jaar 436 v. Chr. was Athene inderdaad de onbetwiste hegemon over de Egeïsche Zee, in het trotse bezit van een heus imperium dat met harde hand werd geregeerd. Maar bij het ontwaken van de politieke commentator in hem, zo rond 390 v. Chr., hadden de Spartanen de leidende rol in de Griekse wereld overgenomen en likte men in Attika nog altijd de wonden van de zo dramatisch geëindigde Peloponnesische oorlog. In 338 v. Chr., aan de vooravond van Isokrates’ dood op 98-jarige leeftijd, was van de macht van Athene zelfs niets meer over. Hoe had het zover kunnen komen?

Het lange leven van Isokrates speelde zich af tegen de achtergrond van een sterk veranderende wereld, waarin het concept van de traditionele poleis onder druk kwam te staan en de geopolitieke verhoudingen zich definitief wijzigden ten faveure van grotere verbanden. Michael Scott, een jonge historicus werkzaam aan de universiteit van Cambridge, beschrijft in zijn boek hoe in dit proces geen van de Griekse stadstaten in staat bleek om het tij te keren en voor langere tijd de macht uit te oefenen. In plaats daarvan putten zij elkaar uit in een schier eindeloze onderlinge machtsstrijd, gevoed door Perzisch goud, en menigmaal resulterend in duizenden oorlogsdoden die vielen in onbesliste veldslagen op de ‘dansvloer van Ares’, de uitgestrekte vlaktes van Boeotië.

De eerste helft van de vierde eeuw v. Chr. laat zich het beste omschrijven als een langgerekte veenbrand, met telkens oplaaiende conflicten en zich voordurend wijzigende allianties. Zodra een van de Griekse staten de overhand kreeg, vormden de anderen onmiddellijk een tijdelijke coalitie om daar met geweld een einde aan te maken. Maar een sterke interne verdeeldheid, alsmede inherente zwakheden voorkwamen dat de neerwaartse spiraal doorbroken werd.

Zo ging Athene ten onder aan haar eigen wispelturigheid en hoogmoed en overspeelde de stad bij meer dan een gelegenheid haar hand. De hoogtijdagen van de  ‘Gouden Eeuw’ van Perikles zouden nooit meer weerkeren. Sparta, dat van oudsher een naar binnen gekeerde politiek had gevoerd, wist zich vervolgens geen raad met de verworven hegemonie en de daarbij behorende verplichtingen als veldwachter in de Griekse wereld. Thebe, een betrekkelijke nieuwe macht ontbeerde ten slotte goede leiders om haar kortstondige machtsgreep een vervolg te geven.

Maar het grootste manco van de Griekse stadstaten was gelegen in het feit dat ze niet of te laat inzagen dat de spelregels van de internationale betrekkingen inmiddels voorgoed waren veranderd. De poleiswereld was opgegaan in een groter geheel, door Scott ietwat tentatief ‘a globalized world’ genoemd. Nieuwe, goedgeorganiseerde spelers hadden het toneel betreden en zij waren beter toegerust op de gewijzigde omstandigheden dan de uitgebluste Griekse staten. En zo was het, ironisch genoeg, uitgerekend de Macedonische koning Philippus II die de langgekoesterde droom van Isokrates zou vervullen. Zijn professionele leger, uitgerust met de gevreesde sarissa (een lange speer van meer dan 4 meter), bracht de oorlogsvoering op een hoger plan en liet de Grieken geen enkele kans op het slagveld. De slag bij Chaeroneia (338 v. Chr.) liet zien dat de toekomst voortaan aan koningen zou zijn.

Veel moderne geschiedenissen stellen de periode van de vierde eeuw v. Chr. voor als een simpele overgangsfase tussen de hoogtijdagen van het klassieke Athene en de veldtochten van Alexander de Grote, daarbij implicerend dat het tijdvak 404-336 v. Chr. een lineaire en vaststaande ontwikkeling doormaakte. Maar Scott laat juist zien dat de Griekse staten in een permanente staat van verwarring verkeerden en geen idee hadden waar hun diplomatieke en militaire inspanningen toe zouden leiden, laat staan dat zij de Macedonische overheersing hadden voorzien. Dat verklaart ook de duizelingwekkende opeenvolging van gewapende conflicten en in alle haast geformeerde coalities die in het boek voorbijkomen.

Scott weet de vele feiten en ontwikkelingen echter helder te presenteren en laat het rijke bronnenmateriaal volop spreken. Het gevolg is een soepel en duidelijk met veel plezier geschreven overzichtsboek dat een aantal kleurrijke, maar bij het grote publiek nauwelijks (nog) bekende figuren uit deze periode onder de aandacht brengt. De grote kracht van het boek is dan ook gelegen in het feit dat het verhaal verteld wordt aan de hand van individuen. Het zijn deze mini-biografieën die de lezer in direct contact brengen met de boeiende geschiedenis die de vierde eeuw te bieden heeft.

Neem bijvoorbeeld het onafscheidelijke duo Pelopidas en Epaminondas, twee boezemvrienden die Thebe kortstondig tot de onbetwiste supermacht van de Griekse wereld maakten. De wijze waarop zij zich middels een guerrillaoperatie van het pro-Spartaanse regime in hun vaderstad ontdoen, laat zich lezen als een meeslepende thriller. Maar ook Scotts levensbeschrijving van de veelgeprezen Atheense redenaar Demosthenes, die gedreven door persoonlijke wraak zich tot een meester in de retorica ontwikkelde en vervolgens in een verbitterde strijd met zijn tegenstrever Aeschines verwikkeld raakte, is een juweeltje.

Naast een boeiend verhaal trakteert Scott de lezer ook op een aantal rake inhoudelijke observaties. Zo merkt hij terecht op dat we de veelgeprezen hoogtijdagen van de Atheense democratie wellicht veel eerder in de vierde dan in de vijfde eeuw v. Chr. moeten plaatsen, en laat hij zien hoe Philippus II in de Oudheid veel hoger stond aangeschreven dan zijn zoon Alexander de Grote, een beeld dat tegenwoordig 180 graden gekeerd is.

De soepele verteltrant, grote inhoudelijke kennis en de persoonlijke accenten van de auteur maken From Democrats to Kings tot een bijzonder leesbaar boek, dat zowel de algemene lezer als de specialist zal aanspreken. Het roept tevens de verwachting op in de toekomst nog veel moois te mogen verwachten van de jonge historicus Scott.

Patrick Gouw is boekverkoper Klassieke Oudheid bij Athenaeum Boekhandel en oudhistoricus. Hij promoveerde onlangs op Griekse atleten in de Romeinse Keizertijd.

pro-mbooks1 : athenaeum