Recensie: Et in Arcadia ego?

19 juli 2010 , door Patrick Gouw
| | | |

Wat heeft de Oudheid ons heden ten dage nog te zeggen? Wat is onze relatie tot de wereld van de Grieken en Romeinen? Mary Beard en John Henderson geven antwoord op deze en andere vragen en laten zien hoe de studie van de klassieke wereld door de eeuwen heen voortdurend van karakter is veranderd. Hun uiterst originele en enthousiasmerende beschouwing van de klassieken en haar beoefenaars is nu eindelijk in het Nederlands vertaald. Door patrick gouw.

Korte metten met de afstand tot de Oudheid

Oudhistorici, classici en archeologen wordt vaak voor de voeten geworpen dat hun vak, de studie van de klassieke Oudheid, toch vooral ‘oud’ is, in plaats van ‘echte’ geschiedenis. Daarmee wordt geïmpliceerd dat de afstand tot de Grieken en Romeinen zodanig groot is dat een werkelijk begrip van hun belevingswereld niet mogelijk is. Wij, moderne beschouwers, kijken volgens die visie met bewondering, verbazing of afkeuring terug op wat zij tweeduizend jaar of langer geleden deden, maar staan te ver af van dat antieke verleden om er daadwerkelijk enige van vorm van identificatie aan te ontlenen.

Het is dit beeld waar Mary Beard en John Henderson, twee gerenommeerde classici werkzaam aan de Universiteit van Cambridge, van meet af aan korte metten mee maken in hun boek De ontdekking van Arcadië (Classics. A Very Short Introduction). De studie van de Oudheid is nooit een ‘autopsie’, hoe dood de oude talen en culturen ook mogen lijken, simpelweg omdat geen enkele andere uitheemse cultuur zo sterk deel uit maakt van onze geschiedenis als de Grieks-Romeinse. Door de eeuwen heen heeft die wereld mensen geïnspireerd en tot studie en emulatie aangezet. De auteurs benadrukken dan ook dat de antieke erfenis geen levenloze verzameling is van toevallig overgeleverde artefacten, manuscripten en ruïnes, maar een aan verandering onderhevige nalatenschap die ons met eerdere tijdvakken verbindt.

Dat is dan ook de kernvraag van hun boek: in hoeverre is de bestudering van de klassieken onderhevig aan verandering? Kijken wij met andere ogen naar dat verleden dan de geleerden uit, pak hem beet, de Renaissance of de vroege negentiende eeuw? Of is er toch meer dat ons bindt dan scheidt?

Cockerell bij Bassae

Het antwoord op deze en andere vragen vinden Beard en Henderson op een onverwachte maar originele plek, namelijk in het bergachtige Arcadië, het hart van de Peloponnesos. Daar bevindt zich de idyllisch gelegen tempel van Bassae, gewijd aan Apollo Epikourios (‘de Helper’) en gebouwd in de Gouden Eeuw van Hellas, de vijfde eeuw v. Chr. Het was de zoektocht naar dit in de vergetelheid geraakte heiligdom die rond 1800 een groep van Europese aristocraten, onder leiding van de Engelse architect Charles R. Cockerell, bijeenbracht voor wat later als de herontdekking van Griekenland te boek kwam te staan. Zij illustreerden met hun expeditie als eersten dat zich verdiepen in de klassieken meer vergde dan het in een bibliotheek zitten lezen van antieke teksten. Voor echt contact met de Oudheid was en is het noodzakelijk ter plaatse te gaan. Dat aspect is in al die eeuwen niet veel veranderd. Nog altijd maken duizenden toeristen jaarlijks dezelfde tocht als de eerdere welgestelde reizigers op hun Grand Tour, om met hun eigen ogen te aanschouwen waarover ze thuis gelezen hebben.

Maar er zijn ook duidelijke verschillen aan te wijzen tussen ons en het gezelschap van Cockerell. Zij gingen naar Bassae om er lering te trekken uit de klassieke bouwstijl, en om de restanten van die architectuur te claimen voor hun cultuurhongerige naties. Het was de tijd waarin de voornaamste klassieke museale collecties werden gevormd; in Londen, Parijs, München en Kopenhagen. Van een dergelijke ‘kunstroof’ kan heden ten dage geen sprake meer zijn. De tempel van Bassae gaat tegenwoordig schuil achter een groot tentdoek, bedoeld om het bouwwerk te beschermen tegen de elementen en om de sinds jaar en dag ophanden zijnde reconstructie te bespoedigen. De overkapping laat onbedoeld zien hoezeer de prioriteiten (en daarmee de omgang met de al eerder genoemde klassieke erfenis) in twee eeuwen tijd veranderd zijn: van een negentiende-eeuwse cultuur van aankoop en bezit tot een hedendaagse cultuur van liefdevolle zorg en behoud.

Een multidisciplinaire inspiratiebron

Beard en Henderson larderen hun haarscherpe analyse van hun eigen vak telkens met zulke aansprekende voorbeelden, die keer op keer laten zien hoe de studie van de klassieken altijd hetzelfde en tegelijkertijd altijd anders is. Wij lezen bijvoorbeeld dezelfde antieke auteurs als de generatie van Cockerell. Maar waar zij die teksten beschouwden als onfeilbare bronnen van kennis over het oude Griekenland, weten moderne geleerden zich dankzij de huidige onderzoekstechnieken gerechtvaardigd om te stellen dat veel van die informatie feitelijk onjuist is. Wij weten tegenwoordig meer over de Oudheid dan men in de tijd zelf wist. Dat we de antieke erfenis kunnen verbeteren en aanvullen, geldt voor de auteurs van Arcadië als een sterk argument om de klassieken te blijven bestuderen, zonder daarbij de geschreven bronnen minder serieus te nemen. Beard en Henderson pleiten dan ook voor een multidisciplinaire aanpak, waarbij moderne technieken en filologisch monnikenwerk hand in hand gaan.

Het boek besluit met een analyse van het idyllische decor dat, in navolging van Vergilius, door latere dichters, schrijvers en kunstenaars van Arcadië is geschapen, een fantasiewereld zonder steden, politiek en oorlog. Het was de omgeving waarin grote geesten als Sannazaro, Goethe en Poussin hun eigen visie op de antieke erfenis projecteerden en tegelijkertijd op basis daarvan een nieuwe nalatenschap creëerden, die vervolgens weer als inspiratiebron diende voor anderen. Waarmee Beard en Henderson maar willen aangeven hoe ridicuul het is om te ontkennen dat de westerse kunst, literatuur, geschiedenis en filosofie niet in hoge mate schatplichtig zijn aan de Grieken en Romeinen.

De ontdekking van Arcadië is verplichte kost voor eenieder die zich bezighoudt met de vraag naar de relevantie van de Oudheid en de wijze waarop de studie van de klassieken tot op heden beoefend is en zou moeten worden. Het biedt veel meer dan de ondertitel Een inleiding op de antieke wereld doet vermoeden. Zelden heb ik een boek in handen gehad dat in zo’n kort tijdsbestek zoveel reflectie, kritische analyse en bovenal geestdrift weet op te wekken. Beard en Henderson houden overduidelijk veel van hun vak en dat werkt aanstekelijk. Et in me Arcadia.

Patrick Gouw is boekverkoper Klassieke Oudheid bij Athenaeum Boekhandel en oudhistoricus. Hij promoveerde onlangs op Griekse atleten in de Romeinse Keizertijd.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum