Recensie: Even ontnuchterend als mysterieus en ongrijpbaar

30 november 2015 , door Marleen Louter
| | |

‘Pas halverwege de eeuw groeide het besef / overgeleverd te zijn aan de willekeur / van hemellichamen die van alle zijden / de aarde aantrokken of met inslag dreigden.’ In de eerste regels van zijn bundel De zeilen van de aarde schetst Han van der Vegt met deze woorden een catastrofaal wereldbeeld, waarin de aarde dreigt te vergaan en de mensheid de natuurkrachten nog eenmaal te slim af probeert te zijn. Aan de aarde worden grote zeilen gebonden, en de stuwkracht van de zonnewind stuurt de aarde op ‘haar grootste avontuur’. Door marleen louter.

Het is een groots begin van een episch openingsgedicht, waarin de mensheid schril afsteekt bij de grootsheid van het onbekende dat de aarde omringt. Aan die tegenstelling raakt ook het einde van dit eerste vers uit de bundel, waarin Van der Vegt de zeilen al lijkt te laten verwijzen naar de witte vlag van de genade, als hij dicht: ‘Zwellende zeilen, als ooit het einde komt voor / deze planeet die wij wilden beschermen, / dek ons dan toe met uw witte lankmoedigheid / dat wij het niet in het gezicht hoeven te zien.’

Dat is indrukwekkend, daar had het zelfs kunnen stoppen. Maar de reis waarop Van der Vegt zijn lezer vervolgens meeneemt, is niettemin fascinerend. De mens is ‘niet van plan de grond van hun vaderen op te geven, enkel vanwege het stijgende tij’. Dus leeft zij voort onder water. Er ontstaat een communicatiesysteem van watergolfjes, dat zich ontwikkelt tot een taal met een geheel eigen logica, en de identiteit van de individuele mens raakt ondergeschikt: ‘Al in de eerste maand bleek de eigenheid van persoonlijke relaties moeilijk te handhaven.’ Toch ontstaat een tweedeling, de ene soort scheidt zich af en bouwt een plateau boven op de oude leefwereld. Een enkeling probeert nog langs een zuil omhoog te klimmen, ‘totdat hij dan toch, van uitputting of door een misgreep, / vlak voor het bereiken van zijn doel zijn houvast lost moest laten en zich weer bij zijn eigen soort voegde’.

De bundel van Van der Vegt voert verder naar meer sciene fiction-achtige taferelen: roekeloze optredens van engelbewaarders met machtige zwaarden, een tafel in vier dimensies die dan weer het verleden, dan de toekomst in wordt geschoven, een nooit eerder ontdekte soort die tussen de aardlagen leeft en zich nu een weg naar boven boort, een zevendaagse koorts die vrienden en ouders hun persoonlijkheid ontneemt (‘we moesten erkennen […] dat zij het leven beter leken aan te kunnen dan wij’). In het uitdijend epos zoekt de mens wanhopig naar houvast.

Het is een fascinerende overlevingstocht die eerder leest als een novelle in poëzievorm. De verrassing is des te groter wanneer in de verantwoording aan het eind van de bundel blijkt, dat de gedichten alle afzonderlijk in verschillende literaire tijdschriften zijn gepubliceerd, en dat de samenhang pas later is opgemerkt. Toch ligt er een onmiskenbaar thema aan de gedichten ten grondslag. Als je de prozaïsche gedichten los van elkaar leest zonder het kader van het openingsgedicht, zie je toch steeds hetzelfde patroon terugkomen, van een zoekende mens in een wereld waarin niets is meer is waar het voor werd gehouden.

Veel meer dan de ondergang van de wereld wordt in De zeilen van de aarde dan ook de kwetsbaarheid van de mens zichtbaar gemaakt, die, overgeleverd aan de willekeur van alles wat groter is dan hij en opnieuw ten prooi vallend aan eigen primitiviteit, zich schikt in zijn lot maar ook nieuwsgierig blijft en onverminderd op zoek gaat naar zingeving. Van der Vegt doet verslag van een volstrekt absurde en vervreemdende reis in een post-apocalyptische wereld, die gek genoeg ook als vertrouwd voorkomt.

In ‘Zoektocht naar het bekende’ worden vier reizigers (‘behept / met een oppervlakkig karakter, zonder aandrang of drift / en getraind onder de zwaarste deiningen van het gemoed’) op pad gestuurd om de ziel te verkennen. Zij verdwijnen ‘met een grimmige duik’ in een donker gat. ‘Toen kwam de tijd van het wachten,’ in het jargon van Van der Vegt. De vier zijn spoorloos, en geleerden discussiëren over hun lot. Sommigen beweren dat transsubstantiatie hen de terugkeer onmogelijk maakt, anderen menen dat wie eenmaal de geneugten van het zielenleven had geproefd, met niets tevreden zou zijn dan stoffelijkheid’. Maar wat hen werkelijk is overkomen, blijkt even ontnuchterend als mysterieus en veelzeggend voor de ongrijpbaarheid van hetgeen de mens probeert te doorgronden: ‘Toen ze vernamen dat de reizigers waren teruggekeerd / bleek dat die al weken onder de mensen hadden vertoefd / alsof de ziel zelf hun route en de duur van hun doortocht / had bepaald en hen vervolgens via een natuurlijk pad / had afgescheiden zonder dat ze het zelf hadden gemerkt.’

Maar het doet de bundel misschien geen recht deze te willen doorgronden. Immers, ‘Betekenis is wat een gedicht doet als het niks beters te doen heeft’, aldus Van der Vegt op zijn website. Hij pretendeert geen visionair te zijn, maar streeft een poëzie na die steeds in beweging is, haar eigen patronen schept en weer doorbreekt: ‘Pas in verzet tegen de werkelijkheid krijgt de beweging haar eigen karakter, het patroon verschuift, verbreedt zich, voegt elementen toe waarmee ze zich een nieuw patroon schept, tot ook dat doorbroken wordt.’

Zeilen van de aarde is evengoed een gedachtereis, een poging de plaats van de mens in tijd en ruimte tot in het uiterste te bevragen en de rol van de taal daarin te onderzoeken. En die taal alleen is de reis al meer dan waard.

Marleen Louter is neerlandica. Ze schrijft recensies voor Recensieweb.nl en werkt als webredacteur voor Boekblad en Athenaeum.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum