Recensie: Geluk is een meetbare instelling

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| | |

Er zal geen mens zijn die nooit over geluk heeft nagedacht. Menigeen zal bovendien hebben getracht te begrijpen wat geluk is, in een poging om het te bereiken. En dat al sinds mensenheugenis, hoewel het begrip een transformatie door lijkt te zijn gegaan. Geluk is traditioneel in kunst en literatuur een krachtige inspiratiebron, maar tegenwoordig zien we het vooral in zelftestjes en marketingverslagen. In What is this Thing Called Happiness stapt de Amerikaanse filosoof Fred Feldman in de oudste traditie van geluksvorsers: die van de filosofen. Door leonhard de paepe.

Vanaf de eerste pagina’s wijst Feldman erop dat de vele onderzoeken in wetenschappen als de economie en psychologie elkaar doorlopend tegenspreken. De ene empirische studie concludeert dat de gelukscurve in ons leven de vorm van een glimlach aanneemt: hoog aan het begin en einde van ons leven, met in het midden een dipje. Een andere constateert weer dat we steeds gelukkiger worden. De volkswijsheid houdt het erbij dat de jeugd de meest gelukkige periode was. Dergelijke onderzoeken uit onder andere de Positive psychology worden veelbesproken in de statistiekbeluste media omdat ze de schijn geven van een inzicht (‘25% van de vrouwen vindt/is/denkt/wil…’).

Voor filosofen zijn dergelijke onderzoeken een steen des aanstoots omdat ze zich richten op een mogelijke oorzaak van het geluk (bijvoorbeeld inkomen, leeftijd, land, of relaties), en dan een correlatie aangeven. Maar daarbij wordt doorlopend vergeten wat de eerste helft van de correlatie, namelijk geluk, nu eigenlijk is! De ene keer wordt bij de geluksonderzoeken eigenlijk welzijn onderzocht en de volgende keer voorkeur. Soms wordt het geluk uitgedrukt in een rapportcijfer. Maar de vraag blijft: wat is geluk? Zulke wetenschappers hebben zich doorgaans wel degelijk aan feiten gehouden, maar ze hebben simpelweg niet nagedacht wat ze nu eigenlijk bestudeerd hebben. Wat geluk is, dat is nu de filosofische vraag die Feldman zich in deze studie wil stellen.

Als er één verdienste is van de Angelsaksische filosofie, dan is het helderheid. In de typisch Amerikaanse traditie verwijdert Feldman eerst de vele vaagheden die ons spreken over geluk bespoken. Zijn onderzoek behelst niet de vraag naar de oorzaken van geluk. Het woord geluk wensen wij niet evaluatief te gebruiken maar descriptief, en ga zo maar voort. Uiteindelijk moet het zo mogelijk zijn, zo meent Feldman, om vast te stellen dat wanneer mensen het over geluk hebben, zij het hebben over een en dezelfde zaak en niet over een vaag concept dat ergens tussen voorspoed, positieve emotie en welzijn hangt.

Om dat vast te kunnen stellen onderzoekt Feldman de verschillende posities die voorhanden zijn zoals sensibel hedonisme (waarbij hij een hilarisch denkexperiment van een orgasme-versterker langs laat komen), lokale en globale voorkeurentheorie en een moeilijk vertaalbaar Whole Life Satisfactionism-theorie, om uiteindelijk te komen tot zijn eigen optie: intrinsic attitudinal hedonism. Geluk is in die optiek geen plezierig gevoel of sensatie, maar een attitude.

En die attitude is, stelt Feldman, wel degelijk meetbaar. Als een echte wetenschapper is Feldman niet tegen empirisch onderzoek, maar wil hij de vakwetenschappers beschermen tegen vergissingen. Daartoe stelt hij een complete testmethode voor waarin volgens hem een werkelijk goed beeld kan worden gemaakt van iemands geluk. Zo’n instrument, verzekert Feldman, zou ideaal zijn als het ons in staat zou stellen om vergelijkende interpersoonlijke geluksoordelen te kunnen vellen.

De zwakte van Feldmans studie is dat zijn mensbeeld dat van de volmaakt rationele en autonome mens is. De individualistische mens uit het liberale wereldbeeld dus die, volmaakt eerlijk en transparant is en een naadloos inzicht in zijn eigen zielenroerselen heeft. De mens, met andere woorden, die zich perfect leent voor wetenschappelijk onderzoek. Cultureel bepaalde zaken als schaamte, mate van introspectie, mate van individualisme en dergelijke blijven buiten beschouwing. Deze typisch Angelsaksische blinde vlek, valt de meer continentaal georiënteerde denker snel op. Desalniettemin is Feldmans studie grondig, slim en helder en daarom zeer lezenswaardig.

De denkexperimenten van Feldman gaan over concrete mensen (Susan the pessimistic student, Lois and the Dinosaur). Ze gaan over racesport, medicijngebruik, oppervlakkig, walgelijk en niet-authentiek geluk. Ze vereisen geen voorkennis, zijn uitermate geschikt om meteen zelf een mening over te vormen en op basis ervan over het geluk mee te praten. Voor iedereen die geïnteresseerd is in wetenschappelijke testen van geluk, niet terugschrikt voor wat statistische data en formalisering, en voor echte beta-breinen die het genot van de heldere analyse kennen en hun gedachten eens willen laten meevoeren over het onderwerp, is dit een leuke studie.

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij schrijft voor NRC Handelsblad en werkt voor het Nexus-instituut.

pro-mbooks1 : athenaeum