Recensie: Kierkegaards moderne maatschappijkritiek

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| | | |

In 1845 publiceerde Thomasine Gyllembourg anoniem de roman Twee tijdperken. Het boek vertelt een romantische geschiedenis gesitueerd in het huiselijke leven van een burgerfamilie in Kopenhagen gedurende twee generaties (en twee tijdperken). Het verhaal beschrijft daarmee het verschil tussen twee contrasterende levensbeschouwingen. De geest van de Franse Revolutie kenmerkt de eerste generatie, de geest van de restauratie de tweede. Precies dit punt intrigeerde de Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813 – 1855). Hij schreef er een recensie over. Door leonhard de paepe.

Een literaire recensie bevat zowel de roman als de recensie. Kierkegaard bewondert de auteur op een heel moderne manier, namelijk omdat de schrijver géén moralist is. Hij noemt de roman ‘overtuigend’ omdat ze ‘werkelijk’ is, en werkelijk omdat de auteur geen partij kiest voor het of het andere tijdperk, maar ‘laat zien’ hoe de liefde vorm krijgt in verschillende tijden met verschillende zeden. Die prestatie acht hij hoger dan zijn eigen analyse. De denker stopt keurig op de grens van analyse (die kan zeggen) en kunst (die alleen kan laten zien).

Dat kenmerkt Kierkegaard, die misschien de gevoeligste ziel uit de westerse intellectuele geschiedenis is. Uit al zijn werken spreekt een existentiële bezorgdheid om liefdeloos of zonder oprechtheid te leven. Gyllembourg, een voor die tijd vrijgevochten vrouw, schetst de zielenroerselen van de jonge verliefde meisjes uit de gegoede klasse haarscherp en overtuigend dat zelfs de hedendaagse lezer prompt gaat geloven in het eeuwigheidsperspectief in de liefde (eeuwige trouw). Vandaar dat de roman Kierkegaard zo aansprak. In Wat de liefde doet, over de Christelijke liefde, wijdt hij vele hoofdstukken aan deze duizelingwekkende eeuwigheidshorizon in de liefde.

Vanuit die ernstige levenshouding kan Kierkegaard ook buitengewoon fel uit de hoek komen. Zo bekritiseert hij het personage Valler als die zijn Marianne wil verlaten om financiële redenen. Dat kan voor Kierkegaard geen reden zijn om de liefde op te geven. Het kan en mag alleen als er werkelijk een positieve beslissing voor iets anders gemaakt wordt. Alleen zo’n keuze zou Valler iets fundamenteels doen leren over zichzelf. Kierkegaard had ongetwijfeld zijn eigen ervaring in gedachten. Hij verbrak de verloving met Regine Olsen omdat hij twijfelde of hij de verantwoordelijkheid van de liefde kon dragen. Hij wist dat hij de filosofie nooit vaarwel zou zeggen en koos voor een eenzaam bestaan als denker.

Kierkegaard behoort tot de categorie ‘vergeten’ denkers; denkers die nauwelijks serieus bestudeerd worden in de academische wereld. Toch lijkt het wel een wet dat iedere keer als een grote filosoof iets volstrekt nieuws zegt, er een ‘vergeten’ filosoof blijkt te bestaan die een eeuw eerder hetzelfde heeft gezegd. Deze perifere denkers blijven in hun analyse altijd gevoeligheid houden voor dat wat wezenlijk ontsnapt aan de analyse: expressie, sensitiviteit, gekte en liefde. De hernieuwde aandacht voor Kierkegaard lijkt ook wel een trend. Niet alleen is er de nieuwe reeks vertalingen bij Damon, maar ook is er in de laatste Nexus uitgebreid aandacht voor de Deen in een prachtig essay van Walter Methlagl. Hij noemt juist Een literaire recensie als een sleutelwerk waarin Kierkegaard meer gelijk heeft dan hij ooit heeft kunnen vermoeden.

Dat is niets te veel gezegd. Het werk dat als recensie begint komt al snel op stoom en groeit uit tot een volledige maatschappijkritiek. In het werk komt een indrukwekkende hoeveelheid concepten in rap tempo voorbij die we later elders in de filosofie zien opduiken. De meest in het oog springende is die van ‘het geklets’ dat later bij niemand minder dan Martin Heidegger terugkomt als ‘das Gerede’, maar ook zijn concept ‘publiek’ (later ‘de massa’ bij Arendt, Marcuse, Nergi en Hardt), dat altijd op zoek is naar afleiding en sensatie, dat altijd spreekt maar nooit wat zegt. Het publiek dat alles en iedereen ‘nivelleert’ tot haar eigen niveau, doordat ze wezenlijk ‘afgunstig’ is (later ressentiment bij Scheler en Zizek).

Met deze concepten, die vele decennia zijn blijven liggen en nu overal te horen zijn, schetst  Kierkegaard de moderne tijd, zijn tijd. Die contrasteert hij scherp met de tijd van de revolutie die was begeesterd door een idee en daarom wezenlijk intoleranter was en als gevolg daarvan ook meer fatsoen behoefde en voortbracht. Onze tijd, meent Kierkegaard, kent geen begeestering. Alle fundamentele tegenstellingen zijn opgeheven. Dat is het ‘grondprincipe van onze verstandige passieloze tijd.’ Dat heeft ‘de schrijver van deze roman met zijn verfijnde kunst en edele evenwichtigheid zo onpartijdig meegegeven’. Maar Kierkegaard kiest wel!

Hij veroordeelt het kletsen en flirten van onze tijd. Wat is dat kletsen dan precies? In de typische rake stijl van Kierkegaard: ‘Het is de opheffing van de gepassioneerde tegenstelling tussen spreken en zwijgen. Alleen wie wezenlijk kan zwijgen, kan wezenlijk spreken en wie wezenlijk kan spreken, kan wezenlijk handelen. Zwijgzaamheid is innerlijkheid. Geklets loopt vooruit op het wezenlijke spreken en als reflectie zich zo uit, wordt de handeling verzwakt door onder de marktprijs te verkopen.’

Een literaire recensie is lang vergeten. 85 jaar na publicatie (in 1931) herontdekte Karl Jaspers het. Hij noemde het werk ‘de eerste [maatschappijkritiek] die ook toepasbaar is op het tijdperk waarin we nu leven en die zich laat lezen alsof zij pas gisteren geschreven was’. Inmiddels weer een mensenleven later blijkt daar geen woord aan gelogen.

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij schrijft voor NRC Handelsblad.

pro-mbooks1 : athenaeum