Recensie: Leven is geven

30 november 2015 , door Piet Gerbrandy
| | | | |

Toen Nero zich door een pervers en theatraal bewind volkomen onmogelijk had gemaakt en opgejaagd als aangeschoten wild geen andere uitweg zag dan zich van het leven te beroven, vatte hij zijn aards bestaan treffend samen door herhaaldelijk uit te roepen: ‘Wat een kunstenaar gaat er in mij verloren!’ De begaafde jongen die, meende hij zelf, in de wieg was gelegd als dichter, singer-songwriter, acteur en sportman, had tegen zijn zin de leiding van het immense Romeinse Rijk op zich moeten nemen. De combinatie van kunstenaarschap en bestuurlijke verantwoordelijkheid pakte in zijn geval niet gunstig uit. Door piet gerbrandy.

Nero is niet de enige geweest in wie de verbeelding aan de macht kwam. Omstreeks 600 v.Chr. vervatte de Atheense wetgever Solon zijn hoogst triviale wijsheden in elegische disticha, Pieter Jelles Troelstra schreef prachtige natuurlyriek, Mao Zedong was een verdienstelijk verzensmid en de grootste Servische dichter van de afgelopen eeuw zit in Scheveningen in de cel. Herman Van Rompuy (1947), sinds enkele maanden de hoogste functionaris van dit werelddeel, bevindt zich, kortom, in goed gezelschap. Anders dan Pieter van Vollenhove en Bill Clinton, die hun verrichtingen op respectievelijk de piano en de tenorsax als vrijblijvende hobby’s beschouwen, laat Van Rompuy er geen twijfel over bestaan dat zijn dichterschap onverbrekelijk verbonden is met zijn werk als politicus. Niet alleen mag hij vergaderingen graag opluisteren met een passend versje, de blurb en de inleiding van zijn onlangs verschenen bundel suggereren niet al te subtiel dat zijn haiku (‘speelse verzen’) de creativiteit en wijsheid van onze leidsman illustreren. Om te verzekeren dat geheel Europa van zijn onbevangen brille kan meegenieten, heeft hij zijn gewrochten ook nog in het Frans, Engels, Duits en Latijn laten vertalen.

De haiku dankt zijn populariteit aan twee hoedanigheden. Enerzijds roept het genre direct de rijkelijk vage notie van ‘oosterse wijsheid’ op, van ascetische oudere heren die met milde glimlach het verwaaien van de perzikbloesem registreren, anderzijds heb je geen greintje genialiteit of inspiratie nodig om er toch tien per dag te kunnen spuien. Haiku schrijven is aanzienlijk gemakkelijker dan een sudoku oplossen, want je hoeft alleen maar tot vijf en tot zeven te kunnen tellen.

De eerste afdeling in het, overigens fraai uitgevoerde, boekje van Van Rompuy is gewijd aan de seizoenen. Dat is niet verwonderlijk, want de inleiding rept al van ‘de inspirerende aandacht voor de natuur’: ‘In hun nooit eindigende cyclische terugkeer zijn de seizoenen voor mij een bron van houvast.’ Dat doet weliswaar het ergste vermoeden ten aanzien van de toekomst van Europa, maar levert intussen gedichten van dit type op:

Ochtendwandeling.
Ik trap op een viooltje:
het is al lente.

Of zo:

Twee wilde eenden
strijken neer op mijn vijver.
Samen voor immer.

Een van de haiku gaat over Brussel: ‘Andere kleuren, / talen, torens en goden. / Ik zoek er mijn weg.’ Tamelijk fout is een vers over Tibet: ‘Getaande herder. — / Zijn lachrimpels danken mij / voor de milde fooi.’ Van Rompuy is ook een lieve opa die vertederd naar de eerste pasjes van zijn kleinzoon kijkt: ‘na tien maanden al op weg / naar de vrijheid’. En zijn belangrijkste voorbeeld blijft zijn moeder: ‘Ik leerde van u / de kern van alle dingen: / leven is geven.’

Dat de dichter zich hier en daar verteld heeft, mogen we toeschrijven aan zijn ongebreidelde scheppingsdrift, die zich natuurlijk niet bekreunt om een lettergreep meer of minder. Vreemder is dat de vertalers zich lang niet altijd aan de vormeisen hebben gehouden. Nu kun je in het Frans nog wel aardig met lettergrepen smokkelen, maar in het Engels en Duits valt het onmiddellijk op als de regels te kort of te lang zijn, en zodra je met dit aspect van de haiku gaat marchanderen, is de aardigheid eraf. Alleen de Latijnse vertaler, de voortreffelijke classicus Andries Welkenhuysen, heb ik niet op afwijkingen kunnen betrappen.

Het laatste gedicht is een grafschrift voor Moeder:

Zwijgt uw stem voorgoed?
Zijn vlees en bloed vernietigd? —
Ik zal uw graf zijn.

Ik geef de vertalingen:

Votre voix s’est tue?
Chair et sang sont-ils détruits? —
Moi: votre tombeau.

Are you mute forever?
Are flesh and blood now extinct? —
I will be your grave.

Schweigt deine Stimme auf immer?
Sind Fleisch und Blut vergangen?
Meine Brust, Dein Grab.

Vox tua silens,
caro, sanguis deletus? —
In me quiesces.

Wie zijn moeder zo eert, zal ook Europa wel trouw dienen.

Piet Gerbrandy is classicus, dichter en criticus.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum