Recensie: Literatuur wordt flitsend mediaspektakel

16 maart 2010 , door Karlijn de Winter
| | |

De massale belangstelling voor succesauteurs kan de literatuur alleen maar ten goede komen - of is dat een misverstand? Net als Niccolò Ammaniti zelf is de hoofdpersoon van zijn nieuwste roman een gevierd schrijver die kan bogen op minstens evenveel media-aandacht. Deze Fabrizio Ciba, begin veertig, schreef de bestseller Het hol van de leeuw. Zijn meeslepende en intrigerende vertelwijze lokken bij iedereen bewondering uit. Maar zijn schrijverschap lijdt onder zijn populaire imago. Ciba’s geval lijkt zelfs te suggereren dat we moeten vrezen voor de toekomst van de literatuur in zijn geheel.

Het is al tekenend dat Ciba in de hele roman allerlei feestjes af gaat, vrouwen versiert en whiskeys drinkt, maar geen letter op papier krijgt. De grote roman waar hij zogezegd al jaren aan bezig is, een Sardijnse familiesaga, staat nog nauwelijks in de steigers. Terwijl hij wordt overladen met complimenten, lijkt hij zelf niet werkelijk overtuigd van zijn kunnen. Met zijn onbeholpenheid wordt flink de spot gedreven in de scènes op het feest van de geldmagnaat Salvatore Chiatti, waarvan hij zojuist de openingsspeech met een gedicht heeft ingeleid:

‘Even bleef het stil, toen barstte er een oorverdovend applaus los. Hij hoorde sommigen zelfs schreeuwen. “Bravo, Ciba!” “Een groot dichter ben je!” “Je bent beter dan Ungaretti!”
[…]
De schrijver liep het trapje af met een bonkend hart en de zekerheid dat hij alles verkeerd had gedaan.
Ik heb overdreven met dat gedicht. […] Ik zal van je houden zoals een clownvis houdt van een anemoon. De blinden… De doven… Wat een verschrikking!

Dit evenement, waarop Ciba als een echte ster op handen wordt gedragen, neemt het grootste deel van de roman in beslag en doet aan als één grote satire op de wereld van glitter, glamour en uiterlijke schijn. Alle Italiaanse vips, van profvoetballers tot ministers en van miss Italië tot de beste plastisch chirurg, nemen deel aan het middag-, avond- en nachtvullend programma.

De mediageilheid van Ciba staat in schril contrast met de ingehouden wijsheid van Umberto Cruciani, een auteur van klassiekers uit de jaren zeventig. Ook al zegt hij het niet hardop, Ciba kijkt op naar deze oude heer in zijn rolstoel. Cruciani valt op tussen de andere genodigden van het feest. In stille overpeinzing zit hij alleen aan een tafeltje. Ook al besteedt de roman weinig woorden aan hem, hij lijkt wel een belangrijke plaats in te nemen. Deze zwijgende man vormt een tegenwicht tegen de vele haaibaaien en praatjesmakers die alle aandacht op zich vestigen maar in wezen – en dat beseft Ciba tot zijn spijt ook – niets zinnigs te zeggen hebben.

Laat het feest beginnen! zou je kunnen lezen als een scherpe kritiek op deze tendens. Auteurs draaien volop mee in het mediacircus, en ook al beseffen ze zelf de zinledigheid van hun publieke optredens, ze kunnen er niet meer aan ontsnappen. Echt nieuw is deze kritiek natuurlijk niet. Vernieuwender, en daarmee boeiender, is het gegeven dat Ammaniti zich hier zelf niet tegen verzet. Hij lijkt het te hebben geaccepteerd: vandaag de dag is er gewoonweg geen ruimte meer voor traagheid en bezinning. In deze tijd van videogames, Youtube en televisieprogramma’s als (in Nederland) De Wereld Draait Door zijn een vlotte en flitsende presentatie het devies.

Dat Ammaniti zich de beeldcultuur eigen heeft gemaakt bleek al uit zijn vorige roman Zo God het wil (2007). Die indruk gaf niet alleen de snelle stijl die zonder omhaal van woorden beelden en gebeurtenissen schetst. Ook het perspectief wisselt constant, waardoor je als lezer vliegensvlug van de ene locatie naar de andere, en van het ene personage naar het andere wordt gekatapulteerd. Wie deze roman leest voelt zich meer een televisiekijker die telkens tussen minstens tien verschillende zenders heen en weer zapt.

De structuur van Laat het feest beginnen! zit minder ingewikkeld in elkaar. Hier worden slechts twee parallelle verhaallijnen uitgezet, die elkaar regelmatig kruisen. Toch zie je ook in deze roman de invloed van hippe, visuele media terug als strips, films en computerspellen. Naarmate het feest vordert (en uit de hand loopt) wordt die steeds duidelijker zichtbaar. Er gaat van alles mis: de wilde dieren van het landgoed waar het feest plaatsvindt slaan op hol, krokodillen die eerst nog stilletjes in de vijver lagen te soezen verorberen gasten, mysterieuze bandieten breken uit de catacomben onder het terrein en plunderen de delicieuze buffetten, … Er is veel actie: alles is even beweeglijk als in een film of cartoon. De kleuren zijn helder, de contouren zijn scherp. De gebeurtenissen volgen elkaar razendsnel op.

Het feest heeft een totale ravage aangericht. Ciba, die het er als een van de weinigen ongehavend van af heeft gebracht, neemt de toestand in ogenschouw:

‘Midden op de trap zag hij iets liggen, een vreemd voorwerp. Hij vertraagde zijn pas. Het leek van metaal en had wielen. Hij liep er nog wat dichter naartoe en zag toen wat het was.

Een rolstoel.
Op zijn kant. Naast de rolstoel op de trap lag een lichaam. Met ingehouden adem liep Fabrizio erheen.
Eerst herkende hij hem niet, maar toen zag hij het kale hoofd, de flaporen. De Vuittonpoeptas.
Hij haalde een hand door zijn haar. O god, het is Umberto Cruciani.
Zo liggend op de grond, zonder zijn rolstoel, leek de oude maestro een heremietkreeft die beroofd is van zijn schelp.’

In stilte bleef Ciba terugverlangen naar de schrijver van vroeger, een grootheid als Umberto Cruciani die zich nog vol toewijding en bezieling aan de romankunst wijdde. Maar nu is de oude schrijver dood. Ciba blijft gedesillusioneerd achter. Als lezer van Laat het feest beginnen! wisten we het echter al lang: we bevinden ons definitief in het tijdperk van de flitsende beelden.

Karlijn de Winter studeerde communicatie- en informatiewetenschappen aan de VU te Amsterdam en Italiaanse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht. Op dit moment werkt ze als freelance tekstschrijver. Daarnaast is ze redactielid van Recensieweb.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum