Recensie: Maakt het lezen van dit stukje je dom?

30 november 2015 , door Arjen van Veelen
| | | |

Jazeker. Want je leest dit stukje op internet. En internet is schadelijk voor je hersens. Internet is een afleidingsmachine: het maakt je geheugen slechter en tast je concentratievermogen aan. Je kunt beter een papieren boek lezen, daar word je wel slim van. Dat blijkt uit wetenschappelijke studies. Dus wegwezen hier!

Geloof je het niet? Lees dan The Shallows: What the Internet is Doing to our Brains, van Nicholas Carr. Zijn betoog is strak, lucide en relevant. En de boodschap is onheilspellend: internet verandert onze hersenen ten kwade. Door arjen van veelen.

Waarom heb ik steeds meer moeite om boeken te lezen, zelfs boeken die ik leuk vind? Dat vroeg technologiejournalist Nicholas Carr (1959) zich een paar jaar geleden af. De focus die hij vroeger had, was hij kwijt. Had hij gewoon last van ‘middle-age mind rot’? Nee. Zijn hersenen waren niet versleten, maar juist hongerig. Hongerig naar steeds weer nieuwe dingen. Naar afleiding.

‘I missed my old brain,’ schrijft Carr. Daarom dook hij in modern hersenonderzoek, op zoek naar oorzaken. De conclusie: zijn verstrooidheid kwam door intensief internetgebruik. Dat schreef hij twee jaar terug in het spraakmakende artikel 'Is Google making us stupid?'. Juni dit jaar verscheen The Shallows. In dat boek werkt Carr zijn stelling verder uit.

Je brein is kneedbaar, zeggen moderne hersenwetenschappers. Je kunt je hersenen herprogrammeren. Een voorbeeld: ervaren taxichauffeurs in Londen hebben een sterker ontwikkeld oriëntatievermogen, bleek uit onderzoek. Jarenlang navigeren door de stadsjungle veranderde hun hersenen. Die ‘plasticiteit’ van je brein is handig. Stel dat je blind wordt, dan kun je de bedrading zo veranderen dat je een beter gehoor ontwikkelt.

Het slechte nieuws: je kunt je hoofd ook verkeerd trainen. “Weet wat je eet” geldt ook voor intellectueel voedsel. Wie slechts snackt en snoept, slibt dicht. En het internet is een ‘kakofonie van stimuli’, zegt Carr. Ongezond voedsel. ‘Try reading a book while doing a crossword puzzle; that’s the intellectual environment of the internet’.

Er bestaan veel boeken over internet en verstrooidheid (om er een paar te noemen: Distracted. The Erosion of Attention and the Coming Dark Age; The Overflowing Brain. Information Overload and the Limits of Working Memory). Het nieuwe boek van Carr is om veel redenen de moeite waard. Maar het roept ook vragen op die het niet beantwoordt. Hieronder zeven redenen om het boek te kopen (en drie excuses om daarover te aarzelen).

1. Het leest even soepel als Nu.nl

Je fietst makkelijk door Carr’s betoog heen. Zo makkelijk, dat je bijna gaat twijfelen aan zijn stelling dat lineair lezen lastiger is voor wie te veel op internet zit. Carr strooit onderweg met intellectuele snoepjes (bijvoorbeeld over waarom Plato van schrijven hield en Socrates niet; waarom Nietzsche anders ging schrijven nadat hij een typemachine kocht; waarom de introductie van de spatie een revolutie was; waarom er in de zeventiende eeuw geklaagd werd over informatie-overschot). En die snoepjes zijn ook nog eens functioneel in het betoog.

2. Het bevat meer neurowetenschap dan mening

Wie het internet ergens de schuld van geeft, krijgt al snel hoongelach over zich heen. Maar Carr maakt het je knap lastig om zijn conclusies weg te wuiven. Dat komt omdat ruwweg de helft van zijn boek gaat over de Stand der Forschung in het hersenonderzoek. Zonder die fundering, zou je zijn boek kunnen negeren als een preek voor eigen parochie van een man die zijn carrière heeft gebouwd op ouderwets papier. Maar dit boek is geen pamflet. Het is misschien wat alarmistisch, maar het alarmisme is gefundeerd.

3. Het legt uit waarom je Oorlog en Vrede nooit las…

Het is een bekende grap van Woody Allen. Nadat hij Oorlog en Vrede in een ruk heeft uitgelezen, geeft hij als samenvatting: ‘Het ging over Rusland.’ Woody Allen las kennelijk oppervlakkig. Ongeveer zoals we op internet lezen: vluchtig, ongeconcentreerd en oppervlakkig. Zo trainen we trainen ons brein om oppervlakkig te denken. Ons oude ‘literary mind’ raken we kwijt, samen met onze vaardigheid om ‘diep’ te lezen. Onze hersens zijn veranderd. We hebben geen puf meer voor dikke pillen. Sorry, Tolstoj.

4. … waarom papier je slimmer maakt…

Je zou zeggen: of je dom of slim wordt van het internet, hangt helemaal af van wat je er uitspookt. Je kunt naar Nu.nl gaan, maar ook naar Athenaeum.nl. Of ergens online de Ilias in het Grieks lezen. Maar die vlieger gaat niet op volgens Carr. Volgens hem is internet in essentie een afleidingsmachine. Hij wijst naar mediafilosoof Marshall McLuhan. Die schreef dat je een nieuw medium niet moet beoordelen op de content, maar op de vorm. En de vorm van internet is dat je er voortdurend afgeleid wordt – dus ook als je er de Ilias in het Grieks leest. Boekenpapier is niet zozeer fijn omdat het lekkerder leest dan een scherm; het is fijn omdat het niet aanklikbaar is en jou dus niet steeds afleidt van de hoofdtekst.

5. …en hoe je geheugen werkt

Kun je je geheugen uitbesteden aan het internet, net zoals we hoofdrekenen hebben uitbesteed aan de Casio? Nee, zegt Carr. Je geheugen is niet zomaar een magazijn om kennis te hamsteren. Het is een creatieve broedplaats waar veel meer gebeurt dan data-opslag. Daarom oefenden geleerden in de oudheid en de Renaissance zich in de kunst memoria. Dat maakt creatiever, niet alleen erudieter. Wie internet gebruikt als een soort externe harde schijf, loopt veel mis. Dat oude idee onderbouwt Carr met moderne neurologische inzichten. En hij concludeert nogal kras: ‘The web is a technology for forgetfulness’.

6. Carr heeft Google door

Warenhuis V&D is er niet bij gebaat dat we de weg vinden in de winkel: hoe langer we door het pand dwalen, hoe groter de kans dat we iets kopen. Zo ook Google: hoe langer we online zijn, hoe groter de kans dat we op een Google-advertentie klikken. In het hoofdstuk ‘The Church of Google’ ontvouwt Carr zijn visie (of bijna: zijn complottheorie) dat Google hoopt dat we maar blijven doorklikken. Ironisch, volgens de auteur: Google is er niet bij gebaat dat we bij één pagina blijven hangen, maar dat we eeuwig blijven speuren. Grappig idee.

7. Het bevat een tip tegen internetverslaving

Aan het eind van het boek vertelt Carr hoe hij de concentratie hervond om dit boek te schrijven: hij ging tijdelijk offline. Boerenwijsheid, maar het hielp, kennelijk:

‘Some old, disused neural circuits were springing back to life, it seemed, and some of the newer, web-wired ones were quieting down. I started to feel generally calmer and more in control of my thoughts – less like a lab rat pressing a lever and more like, well, a human being. My brain could breathe again.’

Een herkenbaar, relevant en lucide boek, The Shallows. Carr timmert zijn betoog grondig dicht. Maar zijn boek roept ook vragen op die het niet helemaal beantwoordt:

1. Weet de wetenschap het al?

Het onderzoek naar de effecten van internet op de geest is nog niet uitgekristalliseerd. Dat zegt Carr zelf ook; hij presenteert de meest recente uitkomsten. Wat de toekomst brengt, blijft gissen. Bovendien zijn de wetenschappers onderling nog aan het twisten. De beroemde taalkundige Steven Pinker, bijvoorbeeld, dreef juli dit jaar in The New York Times zelfs de spot met Carr’s boek (Waarop Carr beschaafd en helder reageerde).

2. Hoe erg is het als we Tolstoj niet meer lezen?

Misschien is het inderdaad einde oefening voor ons ‘literary mind’ en ons vermogen om ‘diep’ te lezen. Maar dan vraag twee: wat verdwijnt er daarmee precies? En wat komt er voor in de plaats? ‘Niemand leest Oorlog en Vrede,’ schreef mediawetenschapper Clay Shirky, ‘het boek is te lang en niet boeiend genoeg.’ Hij bedoelde: dat zogenaamde ‘diepe lezen’ was overgewaardeerd, omdat we eeuwenlang beperkt waren tot een stapel boeken. We moesten wel. Carr gaat heel kort, veel te kort, in op de kritiek van Skirkey (hij serveert hem af als ‘anti-intellectual’).

3. Worden we straaljagerpiloten?

Concentratieproblemen door internet lijken onmiskenbaar. Maar misschien kan een nieuwe generatie beter omgaan met de ‘kakafonie van stimuli’ van internet? Wat voor type brein heeft de intelligente oprichter van Facebook, Mark Zuckerberg (1984) bijvoorbeeld? Is hij ook verstrooid? Misschien dat we in de toekomst allemaal het brein hebben van straaljagerpiloten, die razendsnel allerlei snippers info kunnen schiften en verwerken. Misschien, misschien, misschien. Carr waagt zich nauwelijks aan speculaties. Jammer, eigenlijk. Hij constateert mismoedig: ‘we are welcoming frenziedness in our souls’.

Arjen van Veelen is classicus. Hij werkt als journalist bij de Leidse universiteitskrant Mare en publiceerde essays in onder andere NRCNext. In 2009 won hij de Jan Hanlo Essayprijs Klein. Onlangs verscheen van hem Over rusteloosheid. Arjen van Veelen heeft carte blanche.
Zie ook www.arjenvanveelen.nl

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum