Recensie: Marie Ndiaye, de polemiek en de literatuur

11 mei 2010 , door Rudi Wester
| | | |

Zo, daar liet Frankrijk zich even van zijn slechtste kant zien. Koud was aan Marie Ndiaye de Prix Goncourt 2009 toegekend voor haar magistrale roman Trois femmes puissantes, of de gedeputeerde Eric Raoult van de UMP, de partij van president Nicolas Sarkozy, verweet haar in het openbaar dat ‘iemand die de literaire kleuren van Frankrijk hoog houdt, wel een zeker respect moet hebben voor onze instituties en meer de rol en het symbool dat zij vertegenwoordigt, waardig moet zijn’, om in volle vaart daarna meteen aan alle winnaars van literaire prijzen voor te schrijven dat ‘laureaten absoluut de plicht hebben een groter verantwoordelijkheidsgevoel en plichtsbesef aan de dag te leggen’. Wat had die arme Marie Ndiaye gedaan om zo’n openbare oorvijg van, eigenlijk, Sarkozy himself te krijgen?

Allereerst iets over de achtergrond van Marie Ndiaye. Ze is de dochter van een Senegalese vader en een Franse moeder en opgegroeid in een van die fijne banlieus van Parijs. Haar vader verliet het gezin toen zij één jaar was (in al haar boeken komen vaders en moeders voor die ervan door gaan, kinderen die bang zijn voor hun ouders, niet weten waar ze aan toe zijn maar tegelijk loyaal blijven aan hun ouders. Spreek Marie Ndiaye echter niet aan op autobiografische elementen in haar romans, o nee, daar doet ze niet aan). Met haar echtgenoot, de Franse schrijver Jean-Yves Cendrey, en haar drie kinderen woonde ze lange tijd in een klein gehucht in Normandië (in al haar boeken speelt de bekrompenheid van het Franse platteland een grote rol, maar ook dat is niet autobiografisch), maar ze verhuisde naar Berlijn toen Sarkozy aan de macht kwam.

Dit Frankrijk is monsterlijk

Daar ging het weekblad Les Inrockuptibles, het dwarse zusje van Le Nouvel Obserevateur, haar in augustus 2009 opzoeken, dus nog vóór de Prix Goncourt die altijd in november bekend wordt gemaakt. Het werd een opzienbarend interview, niet alleen vanwege het feit dat Marie Ndiaye een van de schuwste auteurs is en vrijwel nooit interviews geeft, maar vooral door wat ze zei. Ze noemde het Frankrijk van nu ‘monstrueuse’, zei dat ze inderdaad vanwege Sarkozy was verhuisd, ‘hoe modieus dat ook moge klinken’, omdat ze de sfeer van vulgariteit en politiestaat haatte. Ze haalde de linkse schrijfster Marguerite Duras aan met het citaat ’Rechts, dat is de dood’. En draaide verder de duimschroeven aan: ‘Voor mij vertegenwoordigen die mensen (Sarkozy en zijn ministers — RW) een vorm van dood zijn, van afstomping, van weigeren mogelijke verschillen onder ogen te zien.’

Het was een uitstekend interview, haar vooral afgenomen omdat haar roman Trois femmes puissantes, het beste boek was van de rentrée, het begin van het Franse literaire seizoen, en er al 150.000 exemplaren van waren verkocht, een opzienbarend hoog aantal voor zo’n zeer literaire roman. Marie Ndiaye was geen beginneling, al op haar 17de (!) publiceerde zij haar eerste roman Quant au riche avenir (1985) en ik viel vooral voor haar tweede, Comédie Française, die uit één zin van 100 bladzijden bestond. Wat een literair krachtsvertoon, wat een puurheid van taal, wat een absurde situaties die als volkomen normaal werden beschreven. Het was de blauwdruk voor al haar volgende romans, waarin het gevoel van vervreemding dat maakt dat men zich ‘anders’ voelt dan de anderen, of dat nu familie, en cultuur of een land is, indrukwekkend wordt verwoord in een taal die ook al ‘anders’ is.

Het interview van augustus riep verder geen enkele reactie op, tot Eric Raoult meende te moeten voorschrijven hoe winnaars van literaire prijzen zich moeten gedragen, namelijk Tais-toi et sois belle. Ofwel: de vrijheid van meningsuiting was in het geding. Een polemiek was geboren en deze duurt tot nu toe voort, juist omdat Sarkozy afgelopen maanden de Fransen een debat over identiteit heeft opgedrongen. Les Inrocks, zoals het blad liefkozend wordt genoemd, constateerde dan ook dat het niet toevallig was dat een UMP-gedeputeerde nu juist een schrijfster van Senegalese origine aanvalt, midden in een debat over identiteit dat veel Fransen zien als een verborgen poging hun een ‘blanke’ identiteit aan te smeren.

Enfin, daarover zijn ze voorlopig nog niet uitgepraat maar Trois femmes puissantes zet zijn zegetocht gestaag voort. Waarom is deze roman nu zo opmerkelijk?

Een geraffineerde roman

Allereerst door zijn geraffineerde literaire constructie in een geraffineerde literaire taal. De roman bestaat uit drie afzonderlijke verhalen, maar in alle drie duiken terloops en in een andere context, dezelfde namen en plaatsen op waardoor ze één geheel vormen. Drie Senegalese vrouwen zijn aan het woord, in het eerste en derde verhaal direct, in het tweede indirect. Het zijn sterke, krachtige, vitale vrouwen ondanks alle ellende die hen overkomt. Ze blijven overeind door hun waardigheid en trots, dát is hun sterkte.

De verhalen zijn vrijwel niet samen te vatten door hun rijkdom aan bizarre situaties en wendingen, de gevoelens van vernedering en verlating die niet uitgesproken worden maar subtiel beschreven, door het onderliggende geweld. Toch maar een poging: in het eerste verhaal wordt Norah, die met veel pijn en moeite een bloeiende advocatenpraktijk in Parijs heeft opgezet, door haar vader gesommeerd naar Senegal te komen waar hij is gaan wonen nadat hij zijn gezin in Frankrijk had verlaten, met medeneming van zijn zoon Sony. Eerst was hij heel rijk geworden met een vakantieresort in Senegal, maar nu is hij aan lager wal geraakt en zit Sony in de gevangenis omdat hij zijn stiefmoeder heeft vermoord. Of heeft hij het zelf gedaan? Hij wil dat Norah hem als advocate gaat verdedigen. Ze aarzelt want ze wil niet alles wat ze heeft opgebouwd opgeven. Uiteindelijk blijft ze, loyaal als ze is aan haar hardvochtige, liefdeloze vader.

Dit verhaal is een mooi voorbeeld van de weergaloze schrijfstijl van Marie Ndiaye. Al zoekend en tastend laat ze Norah haar weg vinden in een voor haar gruwelijke situatie. Haarscherp observeert Ndiaye de moeilijke verhoudingen in gespleten gezinnen, de wreedheid waarmee mensen elkaar bejegenen, de geborneerdheid van de doorsneeburger maar ook de hardheid van arme Senegalese sloebers, het geweld dat overal aanwezig is. Het is ook altijd bloedheet in haar verhalen, zelfs in het tweede dat zich in Frankrijk afspeelt, en het is deze hitte ook die mensen tot waanzin drijft. Daarin doet haar werk sterk denken aan L’étranger van Albert Camus waarin de hoofdpersoon door de zon die op zijn mes flikkert, iemand dood steekt. Dat is geen verontschuldiging voor het gedrag van Ndiayes personages, maar ze constateert het gewoon, als een feit.

In het tweede verhaal beschrijft de hoofdpersoon Rudy Descas zijn wanhoop en wroeging over het feit dat hij zijn Senegalese echtgenote heeft overgehaald om met hem in Frankrijk te gaan wonen. Door zijn verleden, hij is als leraar ontslagen op een lyceum in Senegal omdat hij drie leerlingen had uitgemaakt voor putains de négros, voelt hij zich een hopeloze sukkel, die met zijn vitale Fanta in een uitzichtsloos huwelijk is beland. Het is een treurig maar door de geniepige omschrijvingen van het leven van Rudy als verkoper van keukens in de Gironde, ook komisch verhaal dat in al zijn treurigheid bijna mythische proporties aanneemt.

Het meest aangrijpend vond ik echter het laatste verhaal waarin de jonge weduwe Khady Demba , verstoten door haar schoonfamilie, probeert aan de hel van Senegal te ontsnappen. Louche mensenhandelaars en onbetrouwbare vriendjes maken dat ze als scharminkelige prostituee ergens in de binnenlanden van Senegal eindigt. Het klinkt melodramatisch — en het is het ook —, maar door de taal van Ndiaye wordt het tot grote hoogte getild en nestelt het zich onder je huid.

In een debat over ‘geweld in romans’ in Lyon in 2009 onthult Marie Ndiaye haar geheim. Ze werpt een reële beschrijving van geweld verre van zich, maar wil het geweld onderhuids weergeven door ‘een overdaad aan raffinement, een storende kalmte, een minuscule ontregeling van gewoontes, een bizar verval van beleefdheid, door ironie ook, die hard aankomt’.
Van Marie Ndiaye zullen we nog veel horen.

Rudi Wester schreef jarenlang over Franse literatuur voor onder andere Vrij Nederland en interviewde vrijwel alle grote Franse auteurs. Vanaf 1996 was zij directeur van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, en van 2003 tot 2009 was Rudi Wester directeur van het Institut Néerlandais in Parijs. Momenteel is ze onder andere juryvoorzitter van de M.J. Brusseprijs. Rudi Wester heeft de komende tijd carte blanche - ze kiest vrijelijk uit de collectie van Athenaeum Boekhandel titels om over te schrijven.

Trois femmes puissantes komt in de zomer van 2010 uit bij De Geus, in de vertaling van Jeanne Holierhoek.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum