In een aantal recent verschenen studies over het Amsterdam van de 17de-eeuw (deel II-1 van Geschiedenis van Amsterdam, Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand en Amsterdam in 1597) wordt beklemtoond hoe belangrijk de rol van informatienetwerken was ter verklaring van haar spectaculaire ontwikkeling in de Gouden Eeuw. Marion Peters boek is een geslaagde concrete invulling van dit inzicht. In De wijze koopman toont zij in de persoon van Nicolaes Witsen een gedreven regent/wetenschapper die Caspar Barlaeus' oratie, uitgesproken bij de opening van het Athenaeum Illustre in 1632, tot zijn levensmotto maakt. Door bart van den bosch.
Barlaeus adviseerde de Amsterdamse handelselite dringend om zich op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen op de gebieden van geografie, kosmografie, cartografie, etnologie en scheepvaarttechnologie. Daar was naar zijn stellige overtuiging kennis op te doen waarmee de commerciële belangen van de individuele koopman, de stad Amsterdam en de Republiek in hoge mate gediend waren.
Nicolaes Witsen belichaamde alle aspecten waar Barlaeus op doelde. Hij kwam niet alleen uit een geslacht van succesvolle handelaars en stadsbestuurders, maar vertegenwoordigde de Republiek ook meermaals als ambassadeur in diverse buitenlanden. Bovendien was Witsen behept met een onverzadigbare nieuwsgierigheid naar de wereld om hem heen; de voorwaarde voor elke vorm van wetenschap. Deze laatste eigenschap in combinatie met zijn hoge sociale status als meervoudig burgemeester van Amsterdam en zijn financiële onafhankelijkheid als VOC-bewindvoerder stelde hem in staat om enorme hoeveelheden informatie te verzamelen en die te boek te stellen.
Witsen was zeker niet onbereisd - hij bezocht Moskovië in 1664-1665, maakte De Groote Tour in 1666-1667 en bezocht Engeland meermaals –, maar zijn dagelijks werkzaamheden vereisten zijn aanwezigheid in Amsterdam. Dit bracht met zich mee dat hij voor zijn onderzoek was aangewezen op een wijdvertakt netwerk van informanten en correspondenten uit alle uithoeken van de toen bekende (en minder bekende) delen van de wereld. In de gebieden waar de VOC actief was, was dit netwerk redelijk fijnmazig. Witsen kon daar beweringen van diverse bronnen met elkaar vergelijken en een enigszins afgewogen oordeel vormen over het waarschijnlijkheidsgehalte ervan. In gebieden waar de contacten few and far in between waren, leverde dit nogal eens problemen op. De directe aanleiding tot Witsens magnum opus, het boek Noord en Oost Tartarije, is bijvoorbeeld gelegen in zo'n informatie-vacuüm. Na het debacle van Willem Barentz' tocht (1596-97) om via de Noord China en India te bereiken, bleef onduidelijk of een dergelijke route misschien toch mogelijk was. Voor Witsen is dit de gelegenheid bij uitstek om het commerciële en wetenschappelijke met elkaar te verenigen.
Dankzij zijn uitstekende contacten met het Russische hof (Witsen mag uiteindelijk Peter de Grote tot zijn intimi rekenen) vergaart hij de informatie die zijn weerslag zal vinden in zijn kaarten van Tartarije (1687) en de bijbehorende commentaren in Noord en Oost Tartarije (1692). Witsen concludeert op basis van zijn onderzoek dat een noordelijke route naar de Oost niet mogelijk is, hoewel eerder om klimatologische dan geografische redenen.
Peters geeft met haar beschrijving van de totstandkoming van dit levenswerk een prachtige inkijk in de psychologie van haar hoofdpersoon. Nicolaes Witsen gaat in zekere zin ten onder aan zijn eigen nieuwsgierigheid en perfectionisme.
Hoewel zijn kaarten en boek over Tartarije in drukvorm verschijnen, worden ze nooit aan een groter publiek aangeboden. Witsen is nooit klaar. Zijn contacten leveren steeds maar weer nieuwe informatie aan die constante aanpassingen aan zijn werk noodzakelijk maken. Van de eerste drukken wordt een deel als relatiegeschenk gegeven, andere exemplaren worden aan vertrouwde collega-onderzoekers voorgelegd met het verzoek om commentaar. De komst van Peter de Grote en zijn entourage naar Amsterdam vormt, paradoxaal genoeg, in zekere zin de nekslag voor de publicatie van Witsens onderzoek. De enorme hoeveelheid nieuwe informatie die hij van de meegereisde Russen krijgt, leidde tot een volledig herziene, maar evenmin uitgegeven tweede druk. Hoe sterk ook de roep om openbaring, slechts enkelen krijgen boek en kaarten onder ogen.
Peters maakt duidelijk dat Nicolaes Witsen wetenschappelijke activiteiten (Witsen zelf acht zijn studies vooral een nuttige en plezierige vrijetijdsbesteding) feilloos passen in de traditie die eerder door Erik Jorink (Het Boeck der Natuere), Luuc Kooijmans (Gevaarlijke Kennis) en Jozien Driessen-Van het Reve (De Kunstkamera van Peter de Grote) is beschreven. Wetenschappelijk onderzoek dient de grootsheid van de schepping te illustreren en juist niet het geloof te ondermijnen. Hoewel Witsen het commerciële belang nooit uit het oog verloor, wordt bijvoorbeeld zijn interesse voor etnologie vooral aangewakkerd door de aan de bijbel ontleende vraag naar de verspreiding der volkeren na de zondeval. Teneinde hier inzicht in te krijgen, vergelijkt hij de culturele, religieuze, zedelijke en uiterlijke kenmerken van de volken waarover zijn informanten hem rapporteren. Hoewel zijn correspondenten er geregeld op los fantaseren, slaagt Witsen er meestal goed in het kaf van het koren te scheiden, in ieder geval naar maatstaven van de toenmalige stand van wetenschappelijke kennis. Met zijn streven Gods schepping te ontdoen van bijgeloof en fantasie, sluit Witsens onderzoek aan bij het geruchtmakende boek Betoverde Weereld van Balthasar Bekker (1634-1698). Het is dan ook geen toeval dat Bekker door zijn bewonderaar Witsen wordt gevraagd om een aanbeveling te schrijven in de inleiding van Architectura Navalis, het enige boek dat door hem wel aan de openbaarheid wordt prijsgegeven. De connectie met Witsen is interessant omdat de cartesiaan Bekker in Radical Enlightenment van Jonathan Israel wordt gepresenteerd als een onwillige voorloper van de radicale verlichting. Wat is nu het eindoordeel over Nicolaes Witsen? Is hij de man die maar niet tot publiceren kwam en als een van de eerste slachtoffers van de information-age bestempeld moet worden? Peters oordeel luidt veel positiever. In haar boek blijkt Witsen een grote invloed te hebben gehad op de cartografie van Azië, de scheepstechniek en de economische, sociale en culturele betrekkingen met Rusland. De Amsterdamse handel voer er wel bij. Bart van den Bosch is historicus, wetenschapsfilosoof en redacteur van het Historisch Café.
Hoewel zijn correspondenten er geregeld op los fantaseren, slaagt Witsen er meestal goed in het kaf van het koren te scheiden, in ieder geval naar maatstaven van de toenmalige stand van wetenschappelijke kennis. Met zijn streven Gods schepping te ontdoen van bijgeloof en fantasie, sluit Witsens onderzoek aan bij het geruchtmakende boek Betoverde Weereld van Balthasar Bekker (1634-1698). Het is dan ook geen toeval dat Bekker door zijn bewonderaar Witsen wordt gevraagd om een aanbeveling te schrijven in de inleiding van Architectura Navalis, het enige boek dat door hem wel aan de openbaarheid wordt prijsgegeven. De connectie met Witsen is interessant omdat de cartesiaan Bekker in Radical Enlightenment van Jonathan Israel wordt gepresenteerd als een onwillige voorloper van de radicale verlichting.
Wat is nu het eindoordeel over Nicolaes Witsen? Is hij de man die maar niet tot publiceren kwam en als een van de eerste slachtoffers van de information-age bestempeld moet worden? Peters oordeel luidt veel positiever. In haar boek blijkt Witsen een grote invloed te hebben gehad op de cartografie van Azië, de scheepstechniek en de economische, sociale en culturele betrekkingen met Rusland. De Amsterdamse handel voer er wel bij.
Bart van den Bosch is historicus, wetenschapsfilosoof en redacteur van het Historisch Café.