Recensie: Middeleeuwse wortels?

30 november 2015 , door Bart van den Bosch
| | | | | |

Na de val van het Romeinse rijk ging het overgrote deel van de intellectuele verworvenheden van de Oudheid in West-Europa verloren. Niet alles, geeft James Hannam in zijn God's Philosophers (vertaald door Paul Syrier als Gods filosofen) toe, via met name Augustinus kwamen allerlei (neo-)Platonische ideeën in het vroege christendom terecht. De filosofie werd door theologie vervangen, kennis van God werd belangrijker dan kennis van zijn schepping. Voor natuurfilosofie, de voorloper van de latere natuurwetenschap, was dan ook nauwelijks plaats. Maar de fundamenten voor de moderne wetenschap liggen wel degelijk in de Middeleeuwen, stelt Hannam: bij het theologisch rationalisme, beter bekend als de scholastiek. Maar die redenering is te kort door de bocht, stelt bart van den bosch.

De veroordeling van Aristoteles en de moderne wetenschap

Anselmus probeerde het bestaan van God logisch, dus rationeel, te bewijzen, en volgens Hannam is het hanteren van logica hét kenmerk van de wetenschappelijke methode. Met de herontdekking van onder andere het werk van Aristoteles en Ptolemaeus van Alexandrië herwint de natuurfilosofie in de twaalfde eeuw aan belang. Uitgaand van het axioma dat God de schepping aan de hand van consistente principes bestuurt, wordt het voor gelovigen interessant om de wetten van de natuur te doorgronden. Het ontdekken van de regelmaat in de natuur verschaft immers een beter inzicht in God. De aristoteliaanse methode combineerde het doen van waarnemingen (de inductieve methode – overigens niet te verwarren met het doen van experimenten), met een deductieve aanpak waarin een strak causaliteitsbeginsel wordt gehanteerd.

De problemen beginnen echter als de ideeën van de herontdekte klassieken op gespannen voet beginnen te staan met de dogma's van de kerk. Het was voor de kerk vrij simpel om Aristoteles, De Filosoof, die tenslotte een heiden was, onkundig te verklaren op theologisch gebied, maar waar het de logica van natuurwetten betrof, botsten ze. Volgens de kerk stond God boven de logica en had hij de natuur volgens heel andere wetten kunnen laten functioneren, iets dat moeilijk met de leer van Aristoteles in overeenstemming te brengen was. Om duidelijkheid te scheppen over wiens autoriteit hoger was, kondigde de kerk in 1277 de 'Condemnaties' af, een lange opsomming van beweringen van Aristoteles die in strijd waren met de orthodoxe theologie en voor natuurfilosofen tot verboden terrein werden verklaard.

Volgens Hannam was deze actie een groot goed voor de ontwikkeling van de moderne wetenschap. Door de van bovenaf opgelegde demarcatie tussen natuurfilosofie en theologie en de expliciete ontkenning van de onfeilbaarheid van Aristoteles, ontstond er ruimte voor de scholastici hun eigen weg in te slaan. Dit middeleeuwse denken leidde volgens Hannam tot de moderne wetenschap.

De verachting van de Renaissance en onbewezen axioma's

Dat gaat te ver. Om te beginnen hanteert Hannam een zeer selectieve invulling van het begrip Middeleeuwen. In feite behandelt hij de periode van 1100 tot 1642 (de dood van Galilei). De vroege Middeleeuwen komen er bekaaid van af. En de logica en het rationalisme in de scholastiek van de volle Middeleeuwen zijn niet per se een fundament van moderne wetenschap. Uitgaande van onbewezen axioma's, zoals het bestaan van God, kunnen immers rationele, maar weinig wetenschappelijke redeneringen opgezet worden.

De oorzaak dat de middeleeuwse wetenschappelijke verworvenheden onbekend zouden zijn, ligt volgens Hannam bij de Renaissance. Hij heeft grote moeite met deze term omdat dat impliceert dat de voorafgaande middeleeuwse periode zo doods was dat er een hergeboorte aan te pas moest komen. Het waren Renaissance-humanisten die de door Hannam bewierookte scholastici voor het nageslacht zwart maakten. Onder het kopje 'The destruction of Medieval Scholarship' constateert Hannam;

'In seeking to turn back the clock, humanists thought they were at the cutting edge of innovation, but they were really incorrigible reactionaries.' En: '... they [de humanisten - BvdB] [...] cleared away the vast bulk of medieval commentaries that had expanded on and criticised Aristotle's thought. [...] Scholasticism was undeserving of their attention and so they dumped it. The effect was rapid and nearly disastrous for natural philosophy [mijn cursivering].'

Uitgaande van deze laatste opmerking suggereert Hannam dat mensen als Copernicus, Keppler, Galileo, Francis Bacon en Isaac Newton zich ternauwernood aan de invloed van de Renaissance hadden kunnen onttrekken en door middel van een onkritische houding ten opzichte van kerk en scholastiek de moderne wetenschap veilig hadden kunnen stellen. Het tegendeel is echter aannemelijker. De inquisitie (hoewel niet de meedogenloze moordmachine zoals soms afgeschilderd) en de index bestreden de heterodoxie waardoor Copernicus, Kepler, Galilei en Giordano Bruno het moesten ontgelden.

Het eindoordeel over God's Philosophers is ambivalent. Het is een boek dat een breed publiek een schat aan informatie verschaft over de Middeleeuwen en de worsteling binnen het christendom om Gods schepping in kaart te krijgen. Door zijn prettig leesbare schrijfstijl slaagt Hannam er deze informatie helder over te brengen. Ik zet echter flinke vraagtekens bij zijn nogal onkritische houding ten opzichte van de kerk en zijn overmatig kritische interpretatie van de humanistische Renaissance.

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum