Recensie: Nogmaals de Bijlmer

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | | | | |

Om nog even terug te komen op de Bijlmer: Hoe ging het daar verder, nadat August Willemsen er vandaan verhuisde? Willemsen schreef in 2006 nog (hij overleed een jaar later) een voorwoord bij de heruitgave van Het hoge woord (zie onze andere recensie). Daarin merkt hij op dat hij, als enthousiaste bewoner van deze stadswijk, door buitenstaanders gerekend werd tot de 'Bijlmerbelievers' en zich als zodanig destijds verplicht voelde het stadsdeel te verdedigen tegen aanvallen vanuit het centrum. Maar in 1996 ging hij (grotendeels) wonen in Australië en verdween zijn betrokkenheid bij de Bijlmer: 'Het kan me nu niet meer schelen wat ze met de Bijlmer uitspoken.'
En er werd heel wat met de wijk uitgespookt, de wijk werd grondig 'verbouwd', dat wil zeggen: er werden veel flats gesloopt en er kwam laagbouw voor in de plaats. De Bijlmer werd een min of meer gewone wijk. Behalve wat betreft bewoners dan.
Zo af en toe fungeert de Bijlmer in romans als decor, bijvoorbeeld in Honderd jaar gezelligheid van Sana Valiulina, om nog maar te zwijgen van Robert Vuijsjes Alleen maar nette mensen. Maar hoe realistisch ook, in deze romans blijft de Bijlmer een, meestal exotisch, decor. De vraag blijft: Hoe is het nu om in de Bijlmer te wonen? Hoe staat het met de gewone Bijlmer? Door pieter hoexum.

In de Zachte atlas: gezellig

Willemsen gaf daar op zijn manier antwoord op. Een tipje van de sluier werd vorig jaar opnieuw opgelicht in Jan Rothuizens Zachte atlas van Amsterdam. Rothuizen is een beeldend kunstenaar die op straat werkt. Dat wil zeggen, hij begeeft zich te voet door de straten van wereldsteden zoals Cairo, Beirut en natuurlijk New York, en noteert al lopend zijn ervaringen. Het resulteert in, zoals hij zelf zegt ('bij gebrek aan een betere benaming'): 'geschreven plattegronden of getekende reportages'.
Amsterdam, de stad waar Rothuizen geboren en getogen is, bleef tot nu toe buiten beeld. Want zoals hij zelf schrijft: 'De gewoonte heeft als eigenschap dat ze dingen onzichtbaar maakt.' Maar Rothuizen bedacht een list: hij wandelde samen met anderen door de stad, en bekeek de stad zodoende weer met een frisse blik, namelijk door de ogen van een vreemde. Zo liep hij een eindje op met de burgermeester en liep hij een ochtendje mee in een filiaal van Albert Heijn. Daarnaast ging hij op bezoek bij een 'Bijlmerbeliever', woonachtig op de achtste verdieping van flat Grubbehoeve. Daar ziet hij bijvoorbeeld aan de rand van het balkon een rieten gordijn ('van Xenos') hangen ('gezellig').

In fotonotities: goed bedoeld, beter geobserveerd

Een nog recenter boek over het leven van alledag in de Bijlmer is: Goede bedoelingen en modern wonen. Fotonotities over de Bijlmer, van fotograaf Hans Eijkelboom. Eijkelboom is een soort chroniqueur van de Bijlmer, zijn 'fotonotities' tonen zowel de goede bedoelingen van de planners als degenen die wonen in die plannen en die er maar het beste van proberen te maken.
Eijkelboom gaat aan de slag in zijn eigen woonomgeving. En zoals dat gaat met boeken die voortkomen uit deze hoogst persoonlijke werkwijze, zijn ze, door 'in te zoomen' op iets heel singuliers, juist universeel. 'De worsteling tussen goede bedoelingen en een weerbarstige werkelijkheid die Eijkelboom hier toont is tekenend voor heel Nederland, misschien wel voor de hele westerse wereld', noteert kunstcriticus Hans den Hartog Jager dan ook terecht in zijn inleidende essay bij dit boek 'Dit is niet de Bijlmer, dit zijn wij allemaal'.

In de politiek van planning en bewoning: liefhebbers en professionals

Tekenaar Rothuizen en fotograaf Eijkelboom deden iets bijzonders - juist omdat ze iets heel gewoons deden: zij verkenden hun woonomgeving en brachten die in kaart. Ze zullen het waarschijnlijk niet vermoed hebben, maar zodoende bedreven ze culturele politiek. Hoewel, wellicht had Eijkelboom er een vaag vermoeden van, gezien de titel van zijn boek. Hoe dan ook, wie meer van dit 'cultuurpolitieke' aspect van hun werk wil weten, kan terecht bij het pas verschenen boek De alledaagse en de geplande stad. Dat boek biedt theoretische reflectie op deze praktijk.

'Deze publicatie neemt het dagelijks leven van de stadsbewoners tot uitgangspunt. Daardoor wordt stedelijke ontwikkeling en vernieuwing een vorm van culturele politiek, waarin transformatie niet alleen gaat over het bouwen van huizen, het verplaatsen van mensen of het realiseren van sociale programma's, maar ook over de beelden, verhalen en symbolen die worden ingezet om een stedelijke ruimte te plannen, te (re)organiseren en toe te eigenen.'

Inderdaad, deze bundel is bedoeld voor 'professionals', voor mensen die zich professioneel bezig houden met stedenbouw, opbouwwerk, welzijnswerk, straathoekwerk en wat dies meer zij. De verschillende schrijvers proberen deze professionals het perspectief van de bewoner voor ogen te laten houden. In elk geval het belang daarvan te laten onderkennen.

Een eigenzinnige jezuïet

Interessant allemaal - voor professionals. Toch vinden ook liefhebbers in dit boek wel degelijk iets van hun gading. En dat is met name de Franse filosoof Michel de Certeau en zijn boek The Practice of Everyday Life. Zo vaak lees je niet over hem, in het Nederlands, en in dit boek duikt hij telkens weer op.

De historicus Willem Frijhoff schreef een soort inleidend hoofdstuk over De Certeau. Hij omschrijft de 'nogal eigenzinnige jezuïet' als een typische Franse intellectuele duizendpoot, 'die in een hele reeks disciplines geschoold was: geschiedfilosoof, cultuurhistoricus, psychoanalyticus, hermeneut, semioticus, etnoloog, theoloog en religiewetenschapper.'
Hoe 'zwaar' en theoretisch dit ook allemaal klinkt, De Certeau was toch echt een man van de praktijk. Sterker nog, dat was zijn thema: de spanning tussen theorie en praktijk, tussen wat voor ons bedacht wordt en hoe wij aan die bedenksels ontsnappen. Een theorie probeert alles onder een noemer te brengen, in een systeem te persen, maar in de praktijk gaat alles en iedereen zijn eigen gang.

Ontsnappingskunstenaar

Dat klonk in de jaren zestig studenten en andere opstandige geesten natuurlijk als muziek in de oren: 'de eenling' versus 'het systeem'. En in de jaren tachtig sloeg de Engelse vertaling van Artes de faire (als The Pratice of Everyday Life) onder Amerikaanse studenten in als een bom. Maar De Certeau was geen simplistisch pleitbezorger van een 'tegencultuur' of 'popcultuur'. Hij was, heel gewoon, iemand met een scherp oog voor de uitzonderingen op de regel, voor de praktijk van alle dag, die als het ware een grote uitzondering op de regel is.
Ook de schrijvers van deze bundel proberen De Certeau te omarmen en ook daarin schuilt weer het gevaar van 'verstikking'. De Certeau schrijft zelf veel over hoe de bewoners zich hun omgeving 'eigen maken'. Soms lijkt het erop dat de professionals zich hier De Certeau 'eigen' willen maken, alsof ze hem in willen lijven. Gelukkig geven de verschillende auteurs er regelmatig blijk van te beseffen dat een zo grillige denker als De Certeau zich door niets of niemand in laat lijven. Net zoals de inwoners van de Bijlmer, weet hij als een Houdini telkens te ontsnappen aan alle goede bedoelingen.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum