Recensie: Ochtond is niet slecht, bewust wel beter

30 november 2015 , door Linda Schilperoort
| | |

Taal hoeft helemaal niet echt je ding te zijn om te genieten van de taalbestseller van Paulien Cornelisse — een zekere constante in de verkooplijstjes van het afgelopen jaar. De cabaretière en NRC-columniste maakt de lezer in een verzameling van columns, korte teksten en tekeningetjes met tekstballonnen wel bewúst van taal. En doet dat op zeer grappige en effectieve wijze, zegt linda schilperoort.

Dat is dus niet met een opgeheven vinger of hoofdschuddend en weemoedig verlangen naar vroeger tijden. Uit Taal is zeg maar echt mijn ding blijkt eerder het vermogen van de schrijfster om bijzonderheden in onze taal te horen waar wij ons al lang niet meer bewust van zijn. Bijvoorbeeld dat we het heel normaal vinden om te ‘sonjabakkeren’ of ‘consuminderen’. Dat steeds meer mensen ‘ochtond’ en ‘nuuw’ zeggen als ze ochtend of nieuw bedoelen. Of dat de logica van het Nederlands zegt dat iets drie uur duurt, maar geen drie minuut of drie week, dat onguur niet het tegenovergestelde van guur is en dat “het woord eenzaam bestaat, maar tweezaam niet, terwijl de echte eenzaamheid zich pas opdringt als je met z'n tweeën bent”. Zulke observaties doen je nadenken over taal in het algemeen en je eigen taalgebruik in het bijzonder. Want hoe vaak zeg je zelf ‘zeg maar’, of ‘gewoon’ zonder dat die woorden echt betekenis hebben? En ben je je bewust dat je vroeger ‘logisch‘ zei en nu ‘duh’? Of dat je nu ‘ieuw’ roept in plaats van ‘gadver’?

Als ze echt op dreef is, hóór je de cabaretière vertellen. Bijvoorbeeld wanneer ze de draak steekt met de recente drang van ouders om hun originaliteit te bewijzen in de namen van hun kinderen: ‘Hoog op de walgindex staat wat mij betreft: je kind noemen naar de plek waar het verwekt is. [...] wat te denken van Diezel. Een meisje. Verwekt in een auto die op diesel rijdt. Ai.’

Die anekdotes zijn zo scherp neergezet dat ze hoe dan ook grappig zijn. Zelfs als je je eigen taalgedrag herkent of juist helemaal niet zo met taal bezig bent.

Hierin schuilt ook de kracht van het boek. Het leest, net als andere veelverkopende bundels columns van bijvoorbeeld Youp van ’t Hek en Martin Bril, lekker weg en er valt veel te lachen. Maar voor wie wil, is het boek meer dan alleen een verzameling leuke teksten. Cornelisse maakt de lezer bewust van de veranderingen in onze taal en ons taalgebruik.

Veel taalpuristen hekelen die veranderingen. Zij wijzen dan met name op de taalfouten die tegenwoordig gemaakt worden onder invloed van nieuwe media. Invloeden van andere talen, van televisie, internet en andere communicatiemiddelen zijn echter onvermijdelijk - je kunt zinsconstructies en woordgebruik wel als ‘fout’ bestempelen, maar wat als een hele generatie die ‘foute’ constructies adopteert en tot vast onderdeel van haar taal maakt? Heeft het dan zin de vinger te heffen of is het zinniger te accepteren dat taal altijd in ontwikkeling is?

Cornelisse benoemt, creëert bewustwording en laat bovendien zien dat ontwikkeling in (het gebruik van) taal verbazingwekkend vermakelijk kan zijn.

Hoewel zij zelf ook heen en weer geslingerd wordt tussen de positieve en negatieve kanten van de veranderingen in onze taal, dwingt ze je als lezer geen keus te maken tussen goed en fout. Het is voldoende om te herkennen. En dan is taal al heel snel wél je ding.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum