Recensie: Over Arjen van Veelen

14 september 2010 , door Esther Wils
| | |

Hoe introduceer je een jonge held? Vergilius of Homerus had er wel raad mee geweten, en ook de inventieve Arjen van Veelen (1980) zelf had er beslist iets op gevonden. Beginnen met de lovende woorden van het Jan Hanlo Essayprijs-rapport 2009? ‘Van Veelen schrijft verfrissend onbevangen. […] Combineert stilistische kwaliteit met de hoogste originaliteit.’ Klopt. Of de juistheid van zijn keuze voor de klassieken benadrukken? Van Veelen heeft het uiterste uit zijn studie gehaald, heeft zich laten vormen door de allerbeste voorbeelden – hij citeert ze niet alleen constant maar heeft zich ook zelf de scherpte van formuleren, het taalgevoel, de eigenzinnigheid eigen gemaakt. Door esther wils.

Of misschien de flaptekst van zijn essaybundel Over rusteloosheid tegenspreken en ook de generaties met zitvlees aansporen zijn mooie boekje aan te schaffen, al was het maar om de jeugd beter te begrijpen? Hem onze nieuwe Kousbroek noemen, of onze Nederlandse Alain de Botton, onze eigentijdse Montaigne?

Van Montaigne heeft Arjen geleerd wat een essai behelst, ‘hij nam zijn eigen leven als stof voor zijn boek’, de eigen ervaring als uitgangspunt. Hij waaiert van daaruit over alle terreinen van het leven, in gesprek met zijn literaire en filosofische voorgangers uit de Oudheid en met een stijl gekenmerkt door ‘sprezzatura [...]: onbestudeerd-bestudeerd zijn’. Hij deelt zijn ‘snoepzieke geest’ met de lezer en voert hem langs uiteenlopende snoepwinkels als Facebook, YouTube en tal van minder bekende internetforums en websites, maar ook de Loeb Classical Library:

‘Ik loop naar de kast van Loeb en aanschouw de kalme congregatie van ruggen. Ik inhaleer diep. Schimmellucht die de longen prettig prikkelt. De geur, de stilte van een heilige plek diep in een eeuwenoud woud. Ik streel de kaftjes. Rood. Groen. Navigatielichten op zee. Dan pak ik lukraak een deeltje. Altijd raak.
Seneca, deel IV, de Brieven aan Lucilius. Seneca met zijn Latijn zo compact, zo kraakhelder en knapperig als de chocoladelaag van een Magnum Classic.’

Dan citeert hij een paar verkoelende hapjes die beslist nieuwe lezers naar Seneca zullen leiden. Van Veelen presenteert de klassieken zonder barrière, op een volstrekt organische en niet snobistische manier, zoals hij ook zijn keuze voor de klassieke talenstudie op een ontroerende manier tot de bron terugvoert: ‘Ik ging klassieke talen studeren omdat de Griekse priegellettertjes mij deden denken aan de lettertjes van mijn jeugd, aan de tijd dat woorden nog onwrikbare toegangscodes waren tot geluk.’ Zijn ouders hadden hem ‘alles gegeven wat ouders kunnen geven’, en nog meer:

‘… een verhaal. Het ging over mijzelf. Ooit was er iemand die, nog voordat ik geboren was, mijn naam al had geschreven in het boek des levens. […] Hij leerde mij lezen. Microscopisch kleine lettertjes die tintelingen in je hart teweegbrachten als je ze op je in liet werken. Die vertelden dat zelfs als het duister mij zou opslokken, zelfs als het licht zou veranderen in nacht – dat dan het duister niet donker zou zijn en de nacht zou oplichten als een zonsopkomst.’

Toen hij zijn geloof had verloren boden de inzichten van de klassieken troost:

‘… je had er waarheden die je met je hand kon strelen. Ik leerde dat je sommige dingen in je macht hebt; andere dingen niet. Dat bood en beetje soelaas. En zo bekwaamde ik mij stap voor stap in de verstrooiing en bedwelming. Ik legde me neer bij het lot van de glorieus aanmodderende mens. Geen ultieme remedie; een breekbaar bestand. Maar het remde de vragen afdoende af en de steken van weemoed werden zeldzaam, minder hevig. Ook jeugdliefde slijt.’

Van Veelen is beslist geen melancholicus, hij is inderdaad zeer bekwaam in het vinden van inspiratie en vermaak en beschikt over empathie, een gretige nieuwsgierigheid, intelligentie en het vermogen tot zelfreflectie, die bijvoorbeeld leiden tot komische analyses van zijn verslaving aan Facebook, de constante, instantbevestiging die het ‘vrienden’-netwerk genereert (‘…Harry [Mulisch] en ik hebben aan weinig woorden genoeg. […] Een echte mannenvriendschap’), de inflatie van de digitaal – die niet nieuw is: ook Catullus vroeg basia mille, of xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx – maar ook de creativiteit ervan, en de bevrijdende werking van communicatie vanachter een beeldscherm:

‘Ik zit in een kroeg waar je dankzij de sterke biersoort die er vloeit makkelijker intiem wordt; waar je eerder bluft en er eerder iets uitflapt. Waar je meer jezelf bent dan thuis omdat er geen remmingen zijn. Hier aan de bar is iedereen expat; iedereen is spontaan; iedereen heeft bindingsangst, iedereen heeft hechtingslust en iedereen gaat een beetje vreemd. Soms voel ik mij als de dronken indiaan die niet was opgegroeid met alcohol en dus geen maat kon houden toen de westerlingen hem het toverdrankje aanboden.’

En ook wie niet gelooft dat Paris Hilton de moeite waard is, leze Arjen van Veelen.

Valt er niks op zijn werk af te dingen? Jawel: niet alle stukken in de bundel zijn even thuis in boekvorm, sommige hebben een wat studentikoze humor die het waarschijnlijk in het Leidse universiteitsblad Mare waar Van Veelen voor schrijft heel goed doet, maar hier de aandacht afleidt van de brille en oorspronkelijkheid van de beste essays. Onderdeel van de bekroning met de Jan Hanloprijs klein – David Van Reybrouck won in 2009 de grote; dan ben je in goed gezelschap – is de uitgave van een boek bij uitgeverij Augustus; misschien heeft dat ertoe verleid ook lichtere stukjes op te nemen. Maar Van Veelen verdient het op zijn beste essays beoordeeld te worden. De eigenzinnigheid en persoonlijkheid die ook Kousbroek onmiskenbaar maakten, de vrije, creatieve omgang met bronnen en typografische mogelijkheden die ook De Botton typeert maar zonder diens ontsierende neiging tot doceren, en een heel eigen toon, maken van hem een grote belofte; hij kan voor zijn eigen generatie een vergelijkbaar baken worden en voor de oudere lezers een leidsman als Vergilius door de ringen van de onbekende hedendaagse, al dan niet virtuele universa.

Esther Wils is redactiesecretaris van algemeen cultureel en literair tijdschrift De Gids.

pro-mbooks1 : athenaeum