Recensie: Papa doet dieren in Tupperware-bakjes

30 november 2015 , door Arjen van Veelen
| | |

Het woordje 'essays' op de cover van een boek is als een Kijkwijzer die waarschuwt: alleen voor 80+. Toch staat het daar, op de voorzijde van How Did You Get This Number van Sloane Crosley. In piepkleine lettertjes, weliswaar, maar toch trots cursief: essays. Het boek bevat negen persoonlijke essays van gemiddeld ruim dertig pagina's lang. Ze zijn taai noch saai noch academisch, maar grappig en ontroerend en soms diep. Door arjen van veelen.

Wie is Sloane Crosley?

Het is de tweede bundel van Sloane Crosley (1978, zie haar hier spreken). Er zijn niet zo heel veel komische essayisten, behalve David Sedaris en Geoff Dyer, vertelde Crosley onlangs in een interview in The Guardian. Er zijn überhaupt niet zoveel essayisten, ging ze verder, maar dat komt goed uit: 'So I feel like if anyone makes a comparison, it's going to be good, because there are only 20 of us.'

Met wie moet je haar vergelijken? 'Carrie Bradshaw met een bibliotheekpas,' typeerde een vriend van me haar toen hij me haar aanraadde. Hij bedoelde: de lichtvoetige thematiek en de humor van de columniste uit Sex and the City, maar dan met de diepgang van de biebganger.

Crosley woont in New York, werkt bij een uitgeverij, is Joods, schrijft over New Yorkse dingetjes, over winkelen, appartementenjacht, de geur van taxi's (kots plus eau de cologne), zomaar naar Parijs gaan, foute mannen. Saillant: er is een tv-serie over haar leven in de maak.

Allemaal prima, maar haar essays verheffen zich als met een toverlift boven het grootsteeds provincialisme van de televisieserie. Crosley schrijft sneaky diepzinnig en kietelend komisch. En haar biebpas zit nergens in de weg.

Haar thematiek is die van chicklit, haar uitwerking niet. Neem het slotessay 'Off the Back of a Truck'. Dat gaat over een Foute Man, een liefdestrauma. Het is nergens larmoyant - wel komisch; soms wijs. Maar het knapste is de vernuftige compositie. Crosley kletst bedrieglijk gezellig. Net een columnist. Net je beste vriendin. Intussen weeft ze stiekem een wandtapijt. Het liefdestraumaverhaal vertelt ze parallel aan een andere, zakelijke affaire, haar contact met een schimmige verkoper, die dure spullen voor haar achteroverdrukt en clandestien verkoopt. De twee lijnen komen aan het eind op troostrijke wijze bij elkaar.

Getrut en vrijheid

Ook het openingsessay 'Show me on the Doll' gaat ogenschijnlijk over getrut van dertigers. Crosley besluit om at random naar een ver land te vliegen. 'Why? Because you can. Because you're the boss. Because.... Oooh. Shiny.' Ze prikt blind op haar globe een land. Portugal, wordt het (nu ja, geeft Crosley toe, het was misschien eigenlijk Marokko, maar…).

Op naar Lissabon. En dan volgt een reisverhaal dat zowel een generatieschets is als een terloopse overpeinzing over vrijheid, eenzaamheid en het niet spreken van talen. Er zitten komische zinnetjes in ('I went to the monastery, where I sat down and thought generally of God') en de beeldspraak is raak. Zo schetst Crosley een wat ouder Brits stelletje in de tram. De man is bang voor dieven en haalt zijn vrouw over om haar geldbuideltje op haar rug, onder haar jas te dragen. Volgt een tafereel over de vrouw die potsierlijk worstelt met haar jas en haar buideltje, tot ze er uitziet als 'een boa constrictor die zojuist een tuinstoel heeft opgeslokt'. Chapeau.

Vrolijkmakend innovatief is het gebruik van foto's in dit essay. Crosley drukt twee foto's af die ze maakte tijdens haar backpacktrip. Maar het zijn geen gewone illustrates ('zie afbeelding 1'). De timing en positionering van die foto's in de tekst is schitterend. Midden tijdens een achtervolgingsscène door duistere steegjes, met voetstappen die achter haar klinken, besluit Crosley uit pure aporie een foto te maken van twee bange kippen. Je slaat de bladzij om, ziet de foto van de kippen, en opeens bén je haar en voel je de stupide paranoia van de solo-reiziger.
Ze spot soms met haar eigen lichtvoetigheid. Zoals in het stuk over schoolherinneringen, 'If You Sprinkle'. Dat begint met dit motto:

'So shines a good deed in a weary world
- SHAKESPEARE, VIA Charlie and the Chocolate Factory'

Meer dan grappen

Het op een na beste essay, 'Light Pollution', gaat over Alaska. Vandaar de beer op de (alternatieve) omslag. Zoals in de rest van het boek zit ook dit stuk vol Woody Allen-achtige oneliners (die in het ergste geval te veel streven naar Woody Allen-achtige oneliners: 'Alaska is what happens when Willy Wonka and the witch from Hansel and Gretel elope, buy a place together upstate, renounce their sweet teeth, and turn into health fanatics').

Het verhaal is niet puur grappig. In dit lege stukje Amerika komen we bijvoorbeeld Sarah Palin even tegen. Die was op dat moment nog totaal onbekend in de rest van de V.S. Maar in Alaska, merkt Crosley, heeft men het steeds heeft over 'onze' Sarah Palin. Gek, vindt ze, dat 'onze'. 'Perhaps it reveals a political passivity on my part, but I don't think of any of New York's politicians as mine'.

In de laatste paragraaf - na tientallen pagina's, na allerlei avonturen, zoals de scherp beschreven scène van toeristen die vanuit een busje zien hoe een berenjong sterft - concludeert Crosley: 'What I want to say is: Here is a country that is ours but not ours.'

Het beste essay, ten slotte, gaat over dieren. In 'An Abbreviated Catalogue of Tongues' beschrijft ze de vele huisdieren in haar ouderlijk huis, met hun hongerige tongen in vele soorten:

'Paper-thin lizard tongues that looked like they'd been clipped with shirring scissors, dry bird tongues, humid dog tongues, tiny rabbit tongues, rough cat tongues that loved you by accident if you got in the way of a bath.'

Ze vertelt anekdotes. Bijvoorbeeld hoe ze zich als kind schuldig voelde toen twee dwergpapagaaien stierven. '"We're bird Nazi's," I said as I got back into the car, buried my head in my hands, and started to cry.' De ontroering zit in de staart van het verhaal, onder het kopje 'THE END'. Dan gaat het hele vrolijke dierenessay opeens met terugwerkende kracht over haar vader, als Crosley vertelt over papa's vreemde gewoonte om dode huisdieren in de tuin te begraven in Tupperware-bakjes, zodat andere dieren er niet bij kunnen. Ze beschrijft hoe haar vader in de tuin in de weer is, met een schop, in de avondschemering: 'In reality, it was just a man alone with his Tupperware collection of dead animals. See him there, in the dirt, digging at dusk.'

Arjen van Veelen is classicus. Hij werkt als journalist bij de Leidse universiteitskrant Mare en publiceerde essays in onder andere NRCNext. In 2009 won hij de Jan Hanlo Essayprijs Klein. Onlangs verscheen van hem Over rusteloosheid. Arjen van Veelen heeft carte blanche.
Zie ook www.arjenvanveelen.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum