Recensie: Tweede kansen

30 november 2015 , door Jona Lendering
| |

Als ik u zeg dat Mia is getrouwd met Eibert en dat deze scharrelt met Moniek, als ik over laatstgenoemde vertel dat ze beweert zwanger te zijn van Ferdinand, die nog verliefd is op Orli maar een kind heeft met Ex, als ik toelicht dat Ex inmiddels weliswaar een relatie heeft met Wim maar dat ze ook het bed eens heeft gedeeld met Onno, als ik onthul dat deze weer iets zou hebben gehad met Orli en dat die samenwoont met Arend, dan weet u dat u bent beland in een roman over alleszins welvarende, Randstedelijke, verbaal begaafde, intelligente babyboomers, die ondanks hun welvaart, de Randstad, hun verbale begaafdheid, hun intelligentie en hun voordelig geboortejaar geen idee hebben wat ze met hun leven aanmoeten en weinig meer om handen lijken te hebben dan relationeel gehannes. Kortom, met de beminnelijke egoïsten van wier leven Theodor Holman chroniqueur is. Door jona lendering.

Misschien is ‘geen idee hebben wat ze met hun leven aanmoeten’ te makkelijk geformuleerd. De generatie dacht immers dat ze het wel degelijk wist. De twee hoofdpersonen, Ferdinand en Orli, kennen elkaar vanaf de middelbare school, waar een docent hen inwijdde in het existentialisme. Later woonden ze in Frankrijk in een kolonie marxistische artiesten, die hoopten met hun voorstellingen en kunstwerken de mensen uit de omgeving meer politiek bewust te maken. Daarover is vaker geschreven, en in al die publicaties worden de betrokkenen uit de droom geholpen. De winnaar is dan meestal de lepe hippie die het snelst zijn idealen vercommercialiseert. Zo is het immers ook in het echt gegaan: vals klassenbewustzijn of niet, de werkende klasse bleek zich liever te spiegelen aan de middenklasse dan de revolutie na te jagen.

Gelukkig heeft Holman geen spijtoptanterig verhaal geschreven over een generatie die het vaak bij het verkeerde eind blijkt te hebben gehad. Dat zou niet interessant zijn geweest, en los daarvan, het is niet meer zo relevant om tegen het marxisme aan te trappen. Niet dat Holman een kans laat lopen om het belachelijke ervan uit te meten – de brieven die Ferdinand zijn ouders schrijft zijn hilarisch – maar hij kan drie troeven uitspelen waardoor deze roman de banaliteit overstijgt.

Liefdesgeschiedenissen en gevoel voor taal

Om te beginnen is er de liefdesgeschiedenis: Ferdinand, die op de middelbare school verliefd was op de onbereikbare, artistieke Orli, krijgt als volwassen man een tweede kans. Dat soort verhalen is vaker geschreven en zoiets loopt dan goed of slecht af, maar nog nooit heb ik een verhaal gelezen over twee mensen die elkaar bij toeval opnieuw ontmoeten, de ander aantrekkelijk genoeg vinden om te onderzoeken of de vriendschap nieuw leven kan worden ingeblazen, en die dan vervolgens vooral ruzie maken.

De twee hebben elkaar nodig om zichzelf te begrijpen. Meteen aan het begin zegt Ferdinand zijn afgestudeerde dochter dat hij nu haar opvoeding als voltooid beschouwt – een opmerking die in elk geval zijn vrienden met opgetrokken wenkbrauwen zouden hebben aanhoord, aangezien iedereen het erover eens is dat Ferdinands ex het kind heeft opgevoed. Geen van de personages blijkt een zelfbeeld te hebben dat correspondeert met de feiten. De personages kennen elkaar slecht, en daarom hebben in elk geval Ferdinand en Orli elkaar nodig: hij om de aard van zijn verliefdheid beter te begrijpen, zij omdat ze – zoals we nog zullen zien – een moreel oordeel zoekt over een door haar gepleegde misdaad.

Holmans tweede troef is een reeks opmerkingen over de taal. In zijn eigen overdenkingen vermeldt Ferdinand de gruwelijkheid van de straatnaam ‘Hogendijkje’, de oubollige woordkeuze in thrillers (‘hier klopt iets niet’), de voorspelbaarheid van slagzinnen (‘Henk Veerman van Vishandel Volendam, voor u de beste maatjes’), maar ook als Orli en Ferdinand weer eens aan het bekvechten zijn, komen de taalkundige observaties langs: hier zijn twee mensen aan het woord die hebben ontdekt dat elke poging gevoelens uit te drukken, moet uitlopen op clichégebruik. Dat maakt de dialogen leuk om te lezen en leidt tot heerlijke inconsistenties en droge grappen:

‘Vroeger kon ik genieten van dit gezever, dat me voorkwam als ‘diep’. Maar nu niet meer. Ik besloot er toch op in te gaan.’

Les justes op herhaling

Ten derde maakt Holman de balans op van het existentialisme. Hij plaatst Ferdinand en Orli in een situatie die ook voorkomt in een toneelstuk van de existentialistische schrijver Albert Camus, Les justes. Een terrorist weet dat hij, door iemand te vermoorden, zijn idealen een stuk dichterbij kan brengen, maar ziet daarvan af als blijkt dat hij dan ook onschuldige kinderen zal moeten doden. Uiteindelijk aanvaardt de terrorist, na bij een tweede poging wel succesvol te zijn geweest, zijn eigen doodvonnis. Een doel, hoe verheven ook, heiligt volgens Camus niet alle middelen. Zijn collega Sartre dacht daar anders over, opteerde voor samenwerking met het marxisme, wat ertoe leidde dat hij uiteindelijk zei Che Guevara te beschouwen als ‘de volmaakte mens’; hij praatte uiteindelijk zelfs de gijzeling in Munchen goed. Je moet soms vuile handen willen maken. Orli haalt inderdaad de trekker over, iets waar Ferdinand van walgt. Orli behoudt haar idealen, Ferdinand verliest ze.

De prijs die Orli voor haar principes betaalt, is existentiële eenzaamheid. Ze moet het morele oordeel uit zichzelf zien te halen en dat valt niet mee. Ze vergelijkt zichzelf met iemand die al vijfendertig jaar wacht op een rechterlijk oordeel over de moord die ze heeft gepleegd. Uiteindelijk aanvaardt ze haar verleden, ja, vindt een manier om het, door een tweede moord, recht te trekken. Ook Ferdinand krijgt het voor de kiezen, maar de lezer weet aan het einde van de roman dat hij het contact met zijn dochter zal bewaren. Sartre zou Orli’s aangekondigde moord goedkeuren, Camus zou goedkeurend knikken over de wijze waarop Ferdinand zich door het leven slaat. Zo toont Holman dat de kernideeën van het existentialisme nog altijd relevant zijn.

Het is geen vleiend portret dat Holman schetst van zijn generatie. De leden kennen zichzelf slecht, ze kunnen niet communiceren en hebben vaak omjuiste ideeën over de wereld. Toch is hij nooit gemeen, zoals bijvoorbeeld Hunter S. Thompson was, die deze groep – of althans de politici onder hen – afdeed als een ‘generation of swine’. Holmans personages gedragen zich soms als varkens, zeker, maar het blijven meestal beminnelijke varkens.

Satire, liefdesgeschiedenis, ideeënroman, tijdskroniek: De plant die muziek maakte is, al met al, een geweldig boek. En Holman – het wordt tijd dat iemand dat eens hardop zegt – is een van de meest onderschatte auteurs uit ons taalgebied.

Jona Lendering werkt voor Livius Onderwijs. Deze recensie verscheen eerder op Recensieweb.

pro-mbooks1 : athenaeum