Recensie: Van ‘Eerst mijn fiets terug’ tot Duitse slachtoffers

30 november 2015 , door Joop Hopster
| | | | | | | | |

Het Parool sprak simpelweg van ‘belhamels’ toen jongeren op het Amsterdamse Mercatorplein van 1959 tot 1967 jaarlijks de dodenherdenking verstoorden en vernielingen aanrichtten. De politie rukte uit om de orde te herstellen, en daar bleef het bij. Toen Marokkaanse jongeren daar in 2003 met kransen gingen voetballen en antisemitische leuzen riepen, was dat reden tot een educatief programma om bewustwording van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust te kweken bij de allochtone Amsterdamse jeugd. Twee heel verschillende boeken tonen aan dat onze herinneringen aan en omgang met de oorlog verre van onveranderlijk zijn, en vooral sterk worden beïnvloed door de actualiteit. Door joop hopster.

‘De manier waarop we ons de Tweede Wereldoorlog in herinnering brengen is doortrokken van eigentijdse preoccupaties en processen,’ zo begint Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede wereldoorlog herinneren, een bundel met bijdragen van bijna vijftig auteurs, samen een verzameling van Nederlandse lieux de mémoire van hedendaagse verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. ‘Achter de façade van de twee minuten stilte gaat al zestig jaar een hoop herrie schuil […] Wanneer, wie, wat en hoe we herdenken is sinds 1945 voortdurend aan verandering onderhevig en verandert nu nog steeds.’ Dat schrijft Maud van de Reijt in Zestig jaar herrie om twee minuten stilte. Hoe wij steeds meer doden gingen herdenken. Twee heel verschillende boeken, die vergelijkbare ontwikkelingen beschrijven.

Maud van de Reijt bewerkte haar scriptie (waarmee ze de Nationale Scriptieprijs 2008 won) tot een boek; Een open zenuw is een bundel met bijdragen van ‘gevestigde’ auteurs, onder redactie van historicus Madelon de Keizer en literatuurwetenschapper Marije Plomp, allebei verbonden aan het NIOD. Al lezende bekroop me de gedachte dat Van de Reijt, als haar boek eerder verschenen was, vast een bijdrage had kunnen schrijven voor Een open zenuw – zoals bijvoorbeeld Onno Sinke, wiens boek Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje (2009) de aanleiding vormde voor zijn bijdrage aan deze bundel.

Beide boeken gaan over veranderende herinneringen, emoties en de discrepantie tussen ‘echte’ geschiedenis en het beeld ervan dat in brede kring is blijven hangen. En allebei zeggen ze zeker zoveel over de naoorlogse actualiteit als over de oorlog zelf.

Twee minuten

Zestig jaar herrie om twee minuten stilte is een helder en toegankelijk verslag van de naoorlogse strijd om wat we nu op 4 en 5 mei doen: het herdenken van de doden en het vieren van de bevrijding. De herdenking en viering vonden niet altijd op deze data plaats – net zo min als de stilte altijd twee minuten heeft geduurd. Twee minuten stilte om 20.00 tijdens de nationale dodenherdenking bij het monument op de Dam: het is zo gewoon geworden dat het lijkt alsof dit altijd al zo geweest is. Toch gebeurt dit pas sinds 1988. En naast de nationale herdenking vonden er altijd ook lokale herdenkingen plaats op allerlei verschillende data.

Dodenherdenking en Bevrijdingsdag leidden steeds opnieuw tot discussie over hoe er herdacht en gevierd moest worden, en steeds opnieuw tot veranderingen. De Tweede Wereldoorlog zelf kreeg gaandeweg een steeds minder prominente rol, en de betekenis en invulling van herdenking en viering werden steeds meer uitgebreid.

Het hoogtepunt van deze discussies lag wellicht in 1994 en 1995, een halve eeuw na afloop van de oorlog, toen er nog aardig wat mensen leefden die deze gebeurtenissen hadden meegemaakt. Die ‘eerste generatie’ had een grote vinger in de pap, en keer op keer besloten de autoriteiten – ook als die het karakter van 4 en 5 mei rijp vonden voor verandering – toe te geven: met de emoties van deze groep moest immers rekening gehouden worden. Vooral sindsdien is er veel veranderd: er zijn de laatste jaren op lokale herdenkingen (Denekamp, Venray) zelfs Duitse Wehrmacht-soldaten herdacht op 4 mei – maar de veranderingen zetten al veel eerder in.

Steeds minder overlevenden, steeds meer slachtoffers

In de loop der tijd zijn we steeds meer groepen slachtoffers gaan herdenken. Tot 1961 herdachten we uitsluitend de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog; vanaf 1961 ook die van de strijd in Indonesië en Korea; daarna volgden natuurlijk de joodse Nederlanders (jaren zestig), en in de jaren zeventig was er steeds meer erkenning voor slachtoffers van psychisch leed (zoals de homo’s, al waren die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland niet systematisch vervolgd) – en tegenwoordig dus zelfs Duitse soldaten.

Geleidelijk aan hebben 4 en 5 mei steeds weer andere betekenissen gekregen, die steeds losser verband zijn gaan houden met de Tweede Wereldoorlog. Dat had aanvankelijk veel te maken met het doorprikken van de verzetsmythe (alle Nederlanders waren ‘goed’ geweest en alle Duitsers ‘fout’), en later steeds meer met het slinkende aantal mensen dat deze oorlog nog zelf had meegemaakt.

Van de Reijt heeft veel oog voor lokale herdenkingen, en brengt bijvoorbeeld in kaart in hoeveel plaatsen er tot en met 2009 al gezamenlijke Nederlands-Duitse herdenkingen hebben plaatsgevonden (33). Het verschil tussen de nationale en de lokale herdenkingen en vieringen dateert al van vlak na de oorlog: de laatste waren doorgaans populairder, en liepen voorop in de veranderingen. Ze hadden dan ook minder dan bijvoorbeeld het Nationaal Comité 4 en 5 mei te maken met de organisaties van de verschillende slachtoffergroepen en konden dus meer in de luwte (ook van de media) de betekenis en opzet van dodenherdenking en bevrijding aanpassen.

De oorlog in alles

Waar Van de Reijt zicht specifiek richt op de viering van 4 en 5 mei, behandelt Een open zenuw een veel breder spectrum. Niet alleen herinneringen aan gebeurtenissen in de Oost komen uitgebreid aan de orde (troostmeisjes, de Birmaspoorweg, Oeroeg), je vindt er ook artikelen over bekende kreten als ‘Eerst mijn fiets terug’ (een bijdrage van Friso Wielenga) en de onder voetbal-‘fans’ bekende slogan ‘Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas’ (een bijdrage van Evelien Gans). En ook over Armando (over kamp Amersfoort en ‘schuldig landschap’), de Slag om Arnhem, het Homo-monument, films als Soldaat van Oranje en De Overval, Sobibor, het NIOD en De Hollandsche Schouwburg. En natuurlijk Anne Frank.

En dit is nog slechts een greep uit deze rijke bundel met goed leesbare bijdragen van elk zo’n tien pagina’s. In hun enorme verscheidenheid tonen ze hoe verbijsterend veel uiteenlopende plekken, mensen, films en zinsneden ons – ook nu nog – direct doen denken aan de Tweede Wereldoorlog. Met aan het eind van elk artikel een beknopte bibliografie voor wie meer wil lezen, en achterin een handig register voor wie op zoek is naar iets specifieks. (Het klinkt altijd zo lullig om een register te noemen, maar juist bij zo’n bundel met tal van onderwerpen is een goed register echt een aanwinst.)

Een open zenuw is een boek om geregeld eens een of twee artikelen uit te lezen; Zestig jaar herrie om twee minuten stilte lees je in één keer uit. En waar Een open zenuw een mooie aanleiding vormt om de literatuurverwijzingen op te snorren en op zoek te gaan naar het eerder gepubliceerde werk van de auteurs, doet Zestig jaar herrie veeleer uitzien naar wat Maud van de Reijt nog meer gaat publiceren. De reflectie op de Tweede Wereldoorlog en de herdenking stopt niet met deze twee boeken: ze geven nieuwe aanknopingspunten, een uitgangspunt tot verder denken. De Oorlog is nog niet voorbij.

Joop Hopster is redacteur van het Historisch Café. Binnenkort zal hij bij Athenaeum Boekhandel werkzaam worden als rubrieksbeheerder Geschiedenis en Politiek.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum