Recensie: Wat de Byzantijnen (en Osmanen) ons voordeden, maar dan beter

30 november 2015 , door Merlijn Olnon
| | | | | | | |

Er zit een zekere spanning in de titel The Grand Strategy of the Byzantine Empire. Het exotisme dat uitgaat van het Byzantijnse rijk lijkt maar moeilijk te rijmen met het vastberaden rationalisme dat een term als grand strategy impliceert. En trouwens, gingen de Byzantijnen – net als de Osmanen na hen – niet alsnog roemloos aan onkunde ten onder na eeuwen aan de vingertoppen gehangen te hebben? The Grand Strategy stelt dat de werkelijkheid daarmee zelfgenoegzaam op zijn kop gezet wordt, en dat de vraag zou moeten luiden ‘hoe, tegen zo’n overmacht, in vredesnaam nog zo lang?’ Kennelijk deden die rare jongens daar in het Oosten toch iets goed, en wie weet kunnen we daar nog wel iets van opsteken ook, impliceert Edward N. Luttwak in het beste geschiedenisboek dat merlijn olnon het afgelopen jaar las.

De meeste geschiedenisliefhebbers die tegen dit boek aanlopen zullen het na een korte blik op de wat incongruent aandoende titel en de auteursreferentie wantrouwend terugleggen. Onterecht. Luttwak mag dan ‘Senior Associate at the Center for Strategic and International Studies’ zijn (en naast strategische analyses ook daadwerkelijk inlichtingenwerk verrichten), zijn kijk op de geschiedenis is niet tot dat CV te reduceren.

Hier geen in beleidslingo gevat historisch distillaat dat als praktische les moet dienen voor defensiespecialisten en machthebbers, maar vrijwel het tegenovergestelde. Luttwak laat al zijn praktische inlichtingenervaring en militair-strategische kennis los op de Byzantijnse geschiedenis en weet uit haar spreekwoordelijke complexiteit een wereldvisie te reconstrueren die zelden zo helder onder woorden werd gebracht. Dat die wereldvisie en het tactische en strategische beleid dat eruit volgde uiteindelijk ook lessen bevat is weliswaar de drijfveer achter de analyse maar wordt haast als een nagedachte gepresenteerd.

The Grand Strategy of the Byzantine Empire bestaat uit drie delen. In het eerste (‘The Invention of Byzantine Strategy’) schetst de auteur het tij van de geschiedenis waartegen het Romeinse rijk zich in zijn oostelijke (of Byzantijnse) incarnatie moest zien te handhaven. Dat tij werd in eerste instantie belichaamd door de Hunnen, maar de tactische en strategische lessen die de Byzantijnen opdeden in de bestrijding van die barbaarse invasie werden in de eeuwen erna noodgedwongen geperfectioneerd en geïnternaliseerd in een voortdurende overlevingsstrijd met Arabieren, Noormannen, Seldjoeken, overambitieuze Italiaanse stadstaten, kruisvarende Franken, en uit Centraal-Azië migrerende Turken. De belangrijkste les: ‘Military strength was subordinated to diplomacy instead of the other way around, and used mostly to contain, punish, or intimidate rather than to attack or defend in full force.’

Het volgende deel (‘Byzantine Diplomacy: The Myth and the Methods’) analyseert in detail de verhouding tussen Byzantijnse diplomatie en militair ingrijpen, en de invulling die de eerste aan de verschillende fronten van het Rijk kreeg; van gezanten tot religieuze en beschavingsinvloed, keizerlijke propaganda, huwelijkspolitiek en alles ertussenin. De opvallendste constatering? Op de onoverkomelijke demografische en fiscale uitdaging die de stortvloed aan binnentrekkende nomaden uit het Noorden en Oosten inhield, bestond het Byzantijnse antwoord uiteindelijk niet in een dicht proberen te drukken van de sluizen. Integendeel: ze zetten ze moedwillig open om het kolkende water in de boezem van de Byzantijnse beschaving te laten bedaren. De Byzantijnen werden kortom meesters in het handhaven en overbrengen van hun identiteit én soevereiniteit in een meestal volstrekt gemulticulturaliseerde en soms gepolariseerde context.

Het derde en laatste deel (‘The Byzantine Art of War’), ten slotte, vat de belangrijkste Byzantijnse militaire en staatkundige handboeken samen en traceert daarbinnen de ontwikkeling van een coherente overkoepelende strategie. In wezen komt die neer op een tactische en militair-strategische equivalent van de diplomatieke strategie, namelijk de grens niet over de hele lengte proberen te verdedigen tegen vederlicht bewapende en dus razendsnelle rooftochten, maar flexibel tussen een aantal vaste punten (point-defence). In Luttwaks concluderende woorden: ‘It starts with the simple, static contradiction of si vis pacem para bellum (if you want peace, prepare war) and proceeds to dynamic contradictions: if you defend every foot of a perimeter, you are not defending the perimeter; if you win too completely, destroying the enemy, you make room for another; and so on.’

De beschavingsstrategie zoals Luttwak die beschrijft is er een waarvan bijna alle succesvolle rijken uit de wereldgeschiedenis in meer of mindere mate gebruik maakten (zie daarover bijvoorbeeld Amy Chua’s minder diepgravende Day of Empire, maar ook het uiterst geleerde The Dynamics of Ancient Empires: State Power From Assyria to Byzantium). Niet het minste voorbeeld daarvan is het rijk dat het Byzantijnse opvolgde, het  Osmaanse – waar niet-islamitische gemeenschappen eeuwenlang uitzonderlijk grote religieuze en fiscale autonomie genoten binnen de nauwelijks onderhandelbare staatkundige, fiscale en sociaal-culturele grenzen die de overkoepelende beschaving dicteerde.

Dat Luttwak met zijn eerdere The Grand Strategy of the Roman Empire en met dit vervolg lijkt te werken aan een historisch geworteld strategisch handboek voor Amerikaans buitenlands beleid leidt geen twijfel. En dat hij daarin pleit voor een terugkeer naar het primaat van de (goedschikse én kwaadschikse) diplomatie evenmin. Deze gedegen historische uiteenzetting kan echter niet alleen opgevat worden als een raad aan de keizerrijken van vandaag, maar ook aan hedendaagse kleine staten (of groepen daarbinnen) die zichzelf in demografisch en cultureel opzicht in het nauw gedrongen voelen.

Want stel je eens voor hoe landen als Israël (met zijn Palestijnse ‘demografische bom’) en Nederland (met zijn ‘tsunami van islamisering’) eruit zouden komen te zien als zij de strategie van de tactische en culturele point-defence zouden omarmen… minder fysieke, sociale en mentale afscheidingen, meer vertrouwen op de zachte dwingende kracht van de eigen beschaving, en dat alles louter begrensd door het recht. Ik zou ervoor tekenen.

Merlijn Olnon is wetenschappelijk boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel en schrijft het blog Fads & Fancies vol.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum