Recensie: Aan de kant, hier kom ik!

30 november 2015 , door Rogier van Reekum & Thomas Franssen
| | | | | | |

Met Wat een hufter! van Bas van Stokkom en Incivility van Philip Smith, Timothy Phillips en Ryan King verschijnen kort na elkaar twee boeken over onbeschaafd, lomp en hufterig gedrag. Wat is hufterigheid eigenlijk? Wie zijn de hufters? Hoe groot is het probleem? Op verschillende manieren proberen van Stokkom in Nederland en Smith c.s. in Australië antwoorden te vinden op deze vragen. Van Stokkom legt grote maatschappelijke verbanden om de doorgeschoten assertiviteit van de burger te duiden. Zijn Australische collega’s hebben in een grootschalig onderzoek onder ruim 1500 mensen gevraagd naar hun laatste ‘ontmoeting’ met een hufter. Dat leidde tot verrassende antwoorden. Door rogier van reekum & thomas franssen.

N.B. Wat een hufter! is een van de beste sociologietitels van 2010 volgens Athenaeum.

Beide boeken weerleggen de common sense gedachte dat onbeschoftheid vooral een probleem is in ‘slechte’ buurten waar hangjongeren de dienst uitmaken. Criminologen, politici en media gaan er namelijk vanuit dat onbeschoftheid de ruimte krijgt en hoort bij een slechte en verloederde buurt. In beide werken wordt dit beeld ontkracht. Onbeschoftheid komt natuurlijk voor in slechte buurten, maar de schrijvers laten zien dat het overgrote deel van de hufterigheid elders gezocht moet worden.

Ook nette mannen zijn onbeschoft

De auteurs van Incivility doen dat door niet een slechte buurt als onderzoeksobject te nemen, maar te vragen naar situaties die mensen zich herinneren. En wat blijkt? Onbeschoftheid vindt plaats op plekken waar mensen vaak komen, plekken die ze zelf als respectabel beschrijven (75% van de gevallen) zoals supermarkten, winkelcentra, snelwegen, restaurants en treinen. De dader voldoet ook niet aan het stereotype dat we kennen uit de media. Het zijn voornamelijk mannen (68%) maar dus ook veel vrouwen, ze zijn vaak tussen de 20 en 30 (43%) maar ook tussen de 40 en 50 (40%). Al met al ziet de dader er normaal of zelfs netjes uit (57%).

Dat is niet wat je zou verwachten en dat maakt Incivility ook zo mooi. Door de brede opzet van het onderzoek waarin mensen zelf mochten bepalen wat ze als onbeschaafd zien krijgt de lezer een volledig beeld van de kleine onbeschaafdheden en irritaties die onze levens tekenen.

Irritatie als reactie én als oorzaak van onbeschoftheid

Van Stokkom probeert de toegenomen ergernis aan hufterigheid vooral te verklaren. Hij wijst op een tweeledig proces. Ten eerste zijn mensen gevoeliger geworden. Dat komt omdat zij in een veiligere omgeving leven en op steeds informelere en gelijkwaardigere manier met anderen samenleven. Het effect is dat mensen heftiger reageren op hufterigheid. Het is niet het gedrag zelf dat mensen zo schokt, maar vooral de inbreuk die wordt gepleegd op de vrije, blije orde waarin men dacht te leven.

Ten tweede, en in reactie op het eerste proces, zijn mensen minder geneigd rekening te houden met anderen, staan ze cynisch tegenover publieke moraal en hebben ze minder geduld voor mensen die hun overlast bezorgen. De paradox is dat mensen zich steeds drukker maken over het gebrek aan fatsoen en moraal en juist daarom geen vertrouwen meer hebben in de welwillendheid van de ander. Dan maar beter zorgen dat je van je afbijt.

Van Stokkom wijst op een vicieuze cirkel waarin iedere vorm van wederzijdse overlast een fikse tegenreactie rechtvaardigt. Vervolgens ziet hij deze houding vooral terug bij de middenklassen en de verburgerlijkte arbeiders. Zij hebben hun burgerlijke fatsoensnormen, die inderdaad beklemmend en benepen waren, verruild voor assertieve vergeldingsdrang.

De lunch en de prestatiemaatschappij

Waar Van Stokkom vooral een cultuurpsychologische verandering ziet, leggen Smith, Phillips en King de nadruk op de soort situaties waarin onbeschoft gedrag op de loer ligt. Verrassend genoeg blijkt uit hun analyse dat veruit de meeste incidenten plaats vinden op klaar lichte dag, tussen 11 en 2. En waarom? Mensen gaan naar buiten, hebben haast om bij een lunchafspraak te komen, iedereen is druk en juist dan komt de onbeschofte natuur naar boven. Het gaat dan ook vaak om situaties waar mensen door drukte heen bewegen en vaak wil de dader sneller zijn dan de rest. Niet tijdens lunch, maar wel herkenbaar en vergelijkbaar: mensen die een trein in willen stappen voordat anderen fatsoenlijk zijn uitgestapt.

Van Stokkom trekt vooral lange lijnen door zijn materiaal. Dat levert interessante ideeën op. We hebben in Nederland met veel enthousiasme de solidariteit en gemeenschapszin vervangen voor meritocratische en individualistische idealen. Op allerlei terreinen – politiek, publieke ruimte, strafrecht, religiositeit, verzorgingsstaat – leidt dat tot ongeduldige onbescheidenheid. Van Stokkom pleit dan ook voor een terugkeer van grote, wenkende perspectieven en hekelt de nauwe moraal van markt en prestatie. Smith c.s. zoomen dan weer in op de details van hufterig gedrag en waarschuwen vooral dat pogingen hier iets aan te doen snel uit draaien op paternalistisch en verkrampt beleid, waarin stereotypes juist bevestigd worden.

De meetbaarheid van een vluchtig onderwerp

Wat een hufter en Incivility gaan over alledaags en vluchtig sociaal gedrag dat juist daarom moeilijk te vangen is in sociaalwetenschappelijk onderzoek. Vaak wordt de morele paniek over hufterigheid gerelativeerd door degene die zich er druk over maken af te schilderen als populistische angstzaaiers. Dat maakt het probleem meteen minder bespreekbaar, alsof het überhaupt geen kwestie zou zijn. Door onbeschoftheid als onderzoeksobject serieus te nemen kiezen de Nederlandse en Australische sociologen niet voor de makkelijke weg.

Dat is al prijzenswaardig, maar bovendien leveren zowel Van Stokkoms methode – een beeld te schetsen van het gedrag door te kijken naar wat mensen waarderen aan elkaar en wat ze voor elkaar over hebben – als de poging van Smith, Phillips en King om het direct meetbaar te maken interessante resultaten op. Verrassende observaties, die de paniek relativeren.

pro-mbooks1 : athenaeum