Recensie: Alles afzeiken, maar met stijl

30 april 2009 , door Simone van Saarloos
| | |

In 2008 nam de Vlaamse Dimitri Verhulst de zware taak op zich om de ontstaansgeschiedenis van mens en maatschappij te schetsen in een relaas getiteld Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Zijn snedige scheppingsverhaal contrasteert met zijn eerdere succesroman De helaasheid der dingen, waarin de persoonlijke worsteling en wording van een jongetje in Reetveerdegem centraal staat. In zijn nieuwste boek, De intrede van Christus in Brussel (in het jaar 2000 en oneffen ongeveer), mengt Verhulst het toegankelijke, persoonlijke verhaal met een flinke scheut abstracte inzichten die de lezers waarschijnlijk niet geheel serieus moeten nemen. Het ontbreekt ons ‘immer pragmatische, sceptische, kurkdroge hyperrealisten’ in het centrum van Europa namelijk aan ‘het talent van de zelfspot en de zelfrelativering.’ Met dat verwijt daagt Verhulst de lezer uit om niet dezelfde fouten te begaan als de personages in zijn verhaal. Door simone van saarloos.

Darfoer en Burlesk

Die personages laten zich namelijk behoorlijk beetnemen door goedkope propaganda, elkaar en vooral zichzelf: ‘Dat was het pijnlijkste: te beseffen dat ik mezelf vooral op dat menselijke vlak een rad voor ogen had gedraaid.’ Het nieuws dat Christus in Brussel zal verschijnen, verspreidt zich, ondanks de onbekende bron en het seculiere karakter van de meeste hedendaagse Belgen, snel en zonder scrupules. De komst van Jezus mag dan enigszins ongeloofwaardig zijn, toeristen trekken van heinde en verre naar Brussel en de buitenlandse kranten staan er vol mee. Ook de sceptische ik-verteller die de lezer veertien staties (een katholieke kruistocht van de ‘ter dood veroordeling’ tot ‘Jezus wordt in het graf gelegd’) lang meeneemt, blijft deze zomer thuis van vakantie. Zelfs zijn reislustige vrouw Veronique blijft in Brussel in de hoop een glimp van Jezus op te vangen. Hun huwelijk heeft Zijn verbroederende bezoek broodnodig, zoals ook het eenentwintigste-eeuwse brutale en smerige Brussel op redding van buitenaf wacht.

De asielzoekers in Transitcentrum 127 komen eveneens van buitenaf, maar hun komst wordt minder gewaardeerd dan die van Christus. Verhulst schuwt daarover geen eenduidigheid:

‘Illegaal: je zal het maar te horen krijgen over jezelf! Dat je bestaan ongewettigd is! Dat je geboorte buiten het wetboek viel! Dat je ’r eigenlijk niet zijn mocht! […] Weg moesten ze. Weg naar waar hun moeders hen geworpen hadden. Het was de meest bekrompen gedachte die de nieuwe tijd had voortgebracht: dat de informatie op je paspoort iets wezenlijks zei over jezelf!’

Verwacht wordt dat Jezus Aramees spreekt en er wordt een tolk uit het asielzoekerscentrum gehaald. Even is er een sprankje hoop voor de uitverkoren elfjarige Ohanna en haar Aramese familie. Maar hoop krijgt van Verhulst geen ruimte. Alles wat mooi is, kan evengoed gruwelijk lelijk zijn: de stoet die optrekt voor de intrede lijkt zowel op een festivalweide als een vluchtelingenkamp in Darfoer en de beeltenis van Jezus heeft verleidelijk veel weg van een burleske danseres.

Inhoudsloze drab

‘La la la lala la la la la la la lalala lalala la la la la la la’ luidt het motto van Verhulsts nieuwste boek. ‘La la la’ is ook hoe het Belgische volkslied klinkt, bij een gebrek aan nationalistische kennis onder de bevolking. ‘La la la la’ reduceert alles tot dezelfde, inhoudsloze drab waar de Europese hoofdstad in de ogen van de ik-verteller tot verworden is – in ogenschouw genomen dat deze man een hekel heeft aan massa’s maar wel graag eens per jaar naar de kermis gaat. De blik van deze ‘ik’ van middelbare leeftijd priemt pijnlijk door alle maatschappelijke façades heen. Dat laat weinig ruimte voor realistische beschrijvingen, maar des te meer voor lachwekkende observaties. Verhulst laat alledaagse taal en gewone begrippen voorkomen als bedrieglijke eufemismen. Werkelijkheid wordt verstopt ‘achter gepolitoerde woorden’ en ‘een leugenachtige laag van taal’.

Verhulst zeikt alles af, maar met stijl. Althans, wanneer de lezer tenminste tegen zijn hyperrealistische neigingen vecht. Want erg geloofwaardig wordt het nergens. Wie wel bereid is om in de intrede van Christus te geloven, heeft het wellicht des te moeilijker met de buurman die terloops – boven de kip met appelmoes – opmerkt dat hij zijn vrouw heeft vermoord. Juist het onwaarachtige van het verhaal, geeft het boek een prettige glans. Misschien dat deze ruw beschreven werkelijkheid die met haar vluchtelingenproblematiek en asociale burgers zo gruwelijk op de onze lijkt, dan toch een grote grap is?

Actualiteit moest entertainen

Dat is direct het zwaktebod in De intrede van Christus in Brussel. De stijl waarin Verhulst verhaalt over de lachwekkend pijnlijke geschiedenis van de huidige status quo in Europa is geweldig vermakelijk, maar zijn vlakke personages bieden te weinig tegenwicht om zijn politieke standpunten gewicht te geven. En dat terwijl de lelijkheid van de hedendaagse wereld toch pas werkelijk zichtbaar wordt op het in elkaar geslagen gezicht van de onschuldige buschauffeur - en niet in het nietsontziende taalspel van Verhulst, hoe rijk dat ook is.

De ik-figuur verheugt zich op de botsauto’s op de kermis, die anders dan andere jaren is, zo denkt hij. ‘Het was een kermis die zichzelf verdiende, gerechtvaardigd was, omdat er, simpelweg, iets te vieren viel.’ Verhulst geeft je niet veel om te vieren noch om te huilen. Wel om te lachen: al terugbladerend door het boek kom ik in de kantlijn voortdurend mijn eigen aantekeningen tegen: ‘haha!’ Het zijn ‘hahaha’s’ die het ‘la la la’ overtreffen, maar Verhulst voldoet vooral aan datgene wat zijn ik-verteller de media verwijt: ‘Actualiteit moest entertainen.’ Met De intrede van Christus in Brussel doet Verhulst precies dat – en daar is niets mis mee.

Simone van Saarloos studeert literatuurwetenschap en filosofie, en is redacteur bij Recensieweb, waar deze recensie ook zal verschijnen.

pro-mbooks1 : athenaeum