Recensie: Avontuurlijk over religie

30 november 2015 , door Leonard de Paepe
| | | |

Het kost even wat moeite om erin te komen, maar dan zie je dat Karl Barth (1886 - 1968) een avontuurlijke denker was. De Zwitserse theoloog, een van de belangrijkste christelijke denkers uit de twintigste eeuw (de paus beschreef hem als de belangrijkste theoloog sinds Augustinus) hield van provoceren. Religie is ongeloof (Gottes Offenbarung als Aufhebung der Religion (1938), vertaald door Eginhard Meijerin) is zo'n provocatie.

Maar Barth onderbouwt zijn provocaties, en wel uitvoerig, zodat het onmogelijk is je er schouders over op te halen. Grappig zijn ze dan ook niet bedoeld, en volledig in lijn met wat hij elders schreef. Door leonhard de paepe.

 

Want de tekst van dit boek is niet in tegenspraak met zijn twaalf banden dikke levenswerk Kirchliche Dogmatik. En Barths favoriete uitspraak 'Senkrecht von Oben' (recht van boven), is ook van kracht in deze tekst waarin hij geloof en ongeloof als van boven opvat, en religie als horizontaal, sociaal fenomeen opvat.

De liberale theologie wilde in Barths tijd het geloof in harmonie brengen met wetenschappelijke inzichten. Een hedendaagse verschijningsvorm daarvan is de wedloop op de waarheid in het creationismedebat. Is de wetenschapper in staat religie uit te sluiten door kennis van de evolutie, of is de gelovige in staat om de evolutieleer als voortvloeisel van de schepping te postuleren? Barth bewandelt een ander pad.

Vroomheid is ongeloof

Hij scheidt het geloof radicaal van wetenschappelijke kennis. In Religie is ongeloof (1938), veronderstelt hij ongeloof als natuurlijk en noodzakelijk, zelfs een voorwaarde voor geloof. In eerste instantie neemt hij de gelovige schijnbaar alles af. Hij wijst op het verschijnsel dat veel mensen op aarde zeggen religieus te zijn. Christendom is slechts één verschijnsel van deze spontane religiositeit. Maar religie is, losjes verwoord, niet meer ritualiteit.

Daarvan bestaan vele uitingsvormen in de wereld en het is niet zomaar gezegd dat het Christendom daar de beste van is. Maar de ritualiteit van het geloof leren we kennen als kind in onze gemeenschap, en het hoeft niet meer dan een gewoonte te worden. Je kunt eraan meedoen zonder ooit werkelijk geloof te ervaren. Anders gezegd: die rituelen kennen we uit het dagelijkse leven, en dat is volgens Barth zeker geen bron waarin God te vinden is.

'We beginnen met de stelling: religie is ongeloof; religie is een aangelegenheid, men moet gewoonweg zeggen: de aangelegenheid van de goddeloze mens.'

Sterker: deze katholieke theoloog haalt Luther aan, die schreef:

'Menselijke vroomheid [is] enkel Godslastering en de allergrootste zonde die een mens begaat. Daarom is ook het wezen waarmee de wereld zich nu bezighoudt en dat zij voor dienst aan God en vroomheid voor God erger dan iedere andere zonde, als daar zijn priesters en monniken, en wat aan de wereld goed toeschijnt en toch zonder geloof is.'

Alleen door openbaring geloof

Die rituelen zijn een subjectieve, afgeleide werkelijkheid van de openbaring. De objectieve openbaring is die in Jezus Christus. Die moet evenwel eerst nog 'neerlanden' in de menselijke geest en dat gebeurt door de Heilige Geest. En hoe dit nu gebeurt, dat wil Barth niet beantwoorden (dat is nu precies het punt waar atheïsten altijd met een beroep op de rede op ingaan, en Barth wil hun niet vanuit de rede tegenbewijzen leveren), cruciaal is dat het gebeurt.

De atheïstische scepsis is hier voor Barth overigens geen probleem. De atheïst kan namelijk zelfs zuiverder zijn dan de vrome, die zich aan zijn rituele discipline houdt en het gelijk daarvan wil omheinen met orthodoxie. Voor Barth mag de orthodoxie nooit een maatstaf worden om anderen de maat mee te nemen. Ketterij vormt onderdeel van de weg naar geloof. Barth wil daarom ketterij nooit met dwang bestrijden. Wel met argumenten.

Strengheid als tolerantie

Uiteindelijk is ieder mens in staat de openbaring te ontvangen. Hij kan er niet naar op zoek met behulp van de rede, maar hij kan haar deelachtig worden. Voor Barth is het geloof universeel, maar de rede is niet haar toegangspoort. Dat maakt zijn theologie opmerkelijk tolerant. Iedere praktische vorm van religie is een uitdrukking van Gods genade. Gods genade is de eenmalige objectieve openbaring, namelijk de openbaring dat Jezus de vleeswording van God op aarde is. Hieraan kan men weer deelnemen door Gods genade (niet de rede).

Iedereen die wat ongeloof kent in zijn leven, wat afstand, kan er deel van worden. Wie dogmatisch, plichtmatig gelooft omdat zijn ouders hem dat zo leerden of omdat 'men' het van hem eist 'die kan beter nooit voor Gods ogen verschijnen'.


Het is alsof Barth tegen gelovigen (van alle religies) zegt: wees niet mals voor jezelf, maar wees mild voor andersdenkenden. Ze zouden wel eens beter met hun geloof bezig kunnen zijn dan jij, al zeggen ze volkomen andere dingen dan jij geleerd hebt. Dat is zijn boodschap.

Dat maakt het des te opmerkelijker dat het Vaticaan hem lof toezwaaide – deze theorie doet zo protestants, individualistisch aan, stelt zo'n grote, bijna onbarmhartige uitdaging aan de gelovige. Maar de provocatie – aan eenieder die denkt te geloven – staat, en al is het niet eenvoudig te lezen, Religie is ongeloof is de moeite van de uitdaging waard.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum