Recensie: Contra Nietzsche?

28 oktober 2011 , door Jacob Zwaan
| | |

Wie heeft er nog wat zinnigs in te brengen tegen Nietzsche? De filosoof van de toekomst lijkt niet meer zo gevaarlijk als vroeger. Enerzijds associeert men Nietzsches felle en onaangename uitlatingen - het zijn er nu eenmaal best wat - met adolescenterige, langharige jongens die nog op zoek zijn naar een vriendinnetje, maar de zaak liever niet zo zien. Anderzijds worden Nietzsches beroemde analyses van de moraal, waarheid, en de menselijke zelfreflectie serieus genomen door academische en populaire filosofen, op het continent, maar ook in Engeland en Amerika. De ernst van Nietzsches werk wordt naar hun mening niet gehinderd, maar ook nauwelijks bijgestaan, door een enkele eloquente uitbarsting van woedende minachting.

Een anti-egalitaire Nietzsche

Het boek Anti-Nietzsche van de Engelse auteur Malcolm Bull belooft verzet tegen deze houding van gelaten acceptatie, door serieus tegen zowel de intellectuele als de meer schreeuwerige aspecten van Nietzsches werk in te gaan. Wie het boek leest ontdekt al snel dat Bulls doel geen vlammend protestbetoog, maar een genuanceerde analyse is, met behoorlijk wat respect voor Nietzsche. Ook de titel, een variant op Nietzsches eigen Antichrist, wijst daarop.

Bull haalt met recht een centraal en bepalend aspect van Nietzsches werk naar voren: Nietzsche is anti-egalitair. Bull levert hierop zelf geen kritiek, maar stelt de lezer in de gelegenheid dat te doen, simpelweg door het te noemen. Want vaak zijn weldenkende mensen niet voor een aristocratie die de rest van de bevolking onderdrukt. Toch lijkt het de meeste interpretatoren van Nietzsche nauwelijks dwars te zitten dat dat precies is wat de filosoof keer op keer verheerlijkt en voorstelt. En dat zou wel eens kunnen komen door een retorische verlokking van Nietzsches werk die Bull ook helder en overtuigend uitlicht: wie Nietzsche leest, denkt dat hij zelf tot de elite behoort waar de filosoof het over heeft.

We lezen voor de overwinning, zo stelt Bull op scherpzinnige wijze. In wat wij lezen identificeren we ons met de groep, persoon, of moraal die overwint. Dat geldt met name voor het werk van Nietzsche, omdat het op antagonistische wijze de 'sterken' uitnodigt en verlokt, en de 'zwakken' zwartmaakt. Je moet wel erg masochistisch zijn ingesteld om je bij het lezen van Nietzsche voor te stellen dat je bij de zwakken zou horen. Toch zouden we dat eens moeten doen, zegt Bull, al was het alleen maar om ons niet klakkeloos door hem in te laten pakken. Bovendien is het uitlichten van de strategie waardoor de lezer zich in Nietzsches schrijven met de sterken gaat identificeren op zichzelf al een sterk kritiekpunt: welke anti-egalitarist schrijft nu boeken die eigenlijk iedereen uitnodigen bij de select few?

De politieke Nietzsche is de mindere

Anti-egalitarisme is een belangrijk aspect van Nietzsches werk, maar niet het enige. En het politieke standpunt dat Bull uit Nietzsches werk meent te construeren is niet onproblematisch. Een veelbesproken probleem van Nietzsches kijk op de moraal is dat hij de heersende, min of meer christelijke waarden ziet als de voortbrengselen van een leugenachtig ideaal ter verheffing van de zwakken in hun zwakheid en ter verdrukking van de sterke, autonome, creatieve mens. Maar tegelijkertijd is die analyse, zo wist Nietzsche eveneens, ook het resultaat van die heersende waarden - met name die van waarheidsvinding.

Nietzsche claimt zelf desalniettemin regelmatig dat hij aan die waarheidsvinding hecht, aan zijn, met andere woorden, cynische en scherpe vermogen om de leugenachtigheid die volgens hem elk krachtig ideaal vergezelt door te prikken. Met die negatieve methode komt hij er niet toe zelf een nieuw coherent ideaal te lanceren. Nietzsches politieke filosofie blijft dan ook bij losse opmerkingen. Dit alles leidt de meeste commentatoren tot de plausibele opvatting dat Nietzsche niet echt een politiek standpunt heeft.

Daarbij moeten we ook opmerken dat Bull veel van de saillantere anti-egalitaire uitspraken van Nietzsche put uit De wil tot macht, een onsamenhangend, postuum gepubliceerd zooitje opmerkingen, waarvan Nietzsche al lang voordat hij instortte had besloten dat het géén boek moest worden. Andere beroemde Nietzsche-adepten, zoals Heidegger en Derrida, stelden De wil tot macht centraal in hun interpretaties, en Bull staat duidelijk in die traditie. Maar de verbanden die hij legt tussen De wil tot macht en Nietzsches gepubliceerde werk zijn soms tendentieus.

Zo citeert hij op pagina 46 eerst een genuanceerde opmerking uit De vrolijke wetenschap, dat wel gepubliceerd is, over de heerszucht van filosofen. Meteen daarna citeert hij een passage uit De wil tot macht die spreekt van een aristocratie van filosofen die millennia als een slavendrijver over heel Europa zal heersen, alsof het hier om hetzelfde ging. Wellicht valt het citeren van De wil tot macht op andere momenten wel te rechtvaardigen, maar Bull doet hiertoe geen poging en maakt zelfs geen enkele methodologische opmerking over de problemen van het interpreteren van Nietzsches nagelaten werk.

Steun voor de Nietzschelezer

Dat alles neemt niet weg dat anti-egalitarisme ook in Nietzsches gepubliceerde werk doorklinkt, en als de filosoof ooit uit zijn intellectuele verstrikking was gekomen en wel voor een ideologie had gepleit, dan valt niet te verwachten dat die louter menslievend zou zijn geweest. Ook is de signalering van Nietzsches anti-egalitarisme niet de enige verdienste van Bulls boek. Anti-Nietzsche is ook sterk in het verhelderen van de begrippen in Nietzsches werk. Zo weet Bull het verschil tussen de begrippenparen sterk en zwak, en gezond en sterk helder te duiden. Dat soort analyses is een steun voor wie Nietzsche beter wil begrijpen.

Verder is Bull, die ook kunsthistoricus is, erg sterk in het uitlichten en verdiepen van Nietzsches beeldtaal - iets wat weinig andere commentatoren hem nadoen. Het boek gaat er steeds vanuit dat de lezer bekend is met het werk van Nietzsche, maar ook met wat daarover gedacht is. Met name in hoofdstukken 4 tot en met 6, waarin Bull ingaat op Heideggers werk over Nietzsche en op werk dat daar weer op aansluit, is dat veel gevraagd. Gelukkig valt zonder kennis over Heidegger nog steeds veel te putten uit de andere hoofdstukken.

Anti-Nietzsche is een rijk boek: helder en bondig geschreven en vol interessante, pertinente en beknopte verbanden met andere theoretici zoals de negentiende-eeuwse socioloog Émile Durkheim, en de hedendaagse Engelse filosoof Derek Parfit. Zo slaagt Anti-Nietzsche er bovenal in om de lezer via Nietzsche terug te sturen naar zijn eigen gedachten, in plaats van die lezer een al voltooide en dichtgetimmerde gedachtegang aan te reiken.

Jacob Zwaan is classicus.

pro-mbooks1 : athenaeum