Recensie: De kunstwereld vanaf de fiets

11 maart 2011 , door Pieter Hoexum
| | | |

Gedurende de afgelopen ‘Nacht van de filosofie’ gonsde Felix Meritis als een bijenkorf. Overal schuifelden enthousiaste drommen bezoekers door de overvolle gangen en over trappen, ijverig op zoek naar de lezing van hun gading. Tevergeefs probeerden ze daarbij de andere bezoekers, die nog bezig waren het indrukwekkende schema te ontcijferen om hun keuze te kunnen maken, te ontzien. Maar van ontzien kon geen sprake zijn, de nacht van de bezinning werd de nacht van het gedrang. Pas laat op de avond konden enkele bijna murw gebeukte bezoekers broodnodige rust en bezinning vinden op de bovenste verdieping, de zolder van Felix Meritis. Daar hield namelijk Peter Delpeut zijn ‘Pleidooi voor treuzelen’. Door pieter hoexum.

Spoedcursus onthaasten

Een echt pleidooi, zo waarschuwde hij ons, zou het niet worden. Het werd inderdaad eerder een demonstratie, een spoedcursus onthaasten. Wat hij namelijk deed, was het laten zien verschillende ‘filmsnippers’. Hij vertelde dat hij als medewerker van het filmmuseum ooit langere tijd bezig was geweest met het op orde brengen van het archief met de oude, vooroorlogse films en daarbij gestoten was op ladingen rest-materiaal, scènes en fragmenten die de montage van de ‘echte’ film niet overleefd hadden, of die er door de censuur waren uitgeknipt. Of die gewoon mislukt waren. Wij snuffelden als ware met Delpeut in de vuilnisbakken van de filmgeschiedenis.

Alle fragmenten kwamen uit stomme film. Af en toe gaf Delpeut wat uitleg of legde hij ons een overweging voor, maar voor de rest daalde er over het zaaltje een weldadige stilte. Er drong wat geroezemoes door vanuit de belendende ruimte, de ‘vip-lounge’, maar dat benadrukte slechts de rust die hier heerste.

In zekere zin is de bundel waar het hier om gaat, Pleidooi voor het treuzelen, ook een verzameling restjes en losse eindjes: het is een bundeling van de stukken die Delpeut de afgelopen jaren schreef voor met name De Groende Amsterdammer en NRC Handelsblad. Stukken Over verbeelding en andere genoegens, zoals de ondertitel luidt. De meeste stukken zijn inderdaad besprekingen van en beschouwingen naar aanleiding van tentoonstellingen met beeldende kunst van hedendaagse fotografen zoals Hans van der Meer en (iets minder hedendaagse) schilders als Marc Rothko, maar grotendeels gaat het om kunstenaars uit de negentiende eeuw, zoals Alma-Tadema, Casper David Friedrich en Ary Scheffer.

De wereld vanaf een fiets

Als zodanig, als een bundel stukken over beeldende kunst, is het boek al de moeite waard, en kan het zich makkelijk meten aan recente bundels zoals Alles is gekleurd van Zwagerman of Kijken van Rudy Fuchs. Wat deze bundel meer maakt dan een bundeling, tot een boek, is het standpunt dat Delpeut consequent inneemt. In zijn beschouwing over Hans van der Meer onthult Delpeut het geheim van deze fotograaf: hoe krijgt hij het toch voor elkaar zulke licht ironische, vervreemdende foto’s te maken zonder cynisch te worden, foto’s die heel zakelijk en objectief lijken maar bij nadere beschouwing heel subjectief en betrokken blijken? Dat komt door het bijzondere standpunt dat Van der Meer letterlijk inneemt: hij fotografeert vanaf een keukentrapje.

Desgevraagd geeft Van der Meer Delpeut uitleg: ‘Je kijkt naar de wereld alsof je in een theater zit. De dingen lijken op decorstukken, rekwisieten, waartussen de personages op het toneel zich bewegen. Het lijkt een objectieve blik, maar door de theatraliteit worden de gewoonste dingen raadselachtig.’ Op dezelfde manier beschouwt Delpeut in de hier gebundelde stukken de kunstwereld vanaf de fiets. Hij gebruikt de fiets niet als vervoersmiddel, om van a naar b te komen, maar als instrument van de verbeelding, hij stapt steeds af om eens beter te kijken, en stapt dan weer op om het eens van een afstandje te bekijken. Wat dat betreft sluit het boek naadloos aan op twee eerdere boeken van Delpeut: De grote bocht. Kleine filosofie van het fietsen en In de woestijn fiets je niet.

Geen pleidooi, en wel

Ondertussen moet nog uitgelegd worden ik welk opzicht dit ‘pleidooi’ een echt pleidooi is. En in welk opzicht niet.

Het is geen pleidooi in die zin dat het veel te behoedzaam en omzichtig is geschreven. Het past helemaal niet bij de stijl van Delpeut om stelling te nemen, althans om stellig te zijn en ‘stromannen ‘ op te richten om die vervolgens met veel misbaar in brand te steken. Het woord ‘misschien’ komt op bijna iedere bladzijde wel een keer voor. Delpeut geeft ergens zelf toe dat zijn manier van schrijven wat ‘zoet’ is, en inderdaad, hij kruipt als een poes bij de lezer op schoot om zich lekker te laten te aaien door die lezer en hem daarvoor weer te belonen met een verrukkelijk gespin. Maar pas op: deze poes heeft toch wel degelijk klauwen.

In het essay ‘Leve het oriëntalisme!’, wat mij betreft een hoogtepunt in de bundel, komt de aap even uit de mouw. Delpeut blijkt wel degelijk fel van zich af te kunnen slaan. Hier krijgen de academici die in navolging van Edward Said alle vormen van ‘oriëntalisme’ dwangmatig ontmaskeren als incorrect, een bepaald on-academische veeg uit de pan. En terecht, volkomen terecht! Niet alleen hebben de bovenmeesters ongelijk, erger is dat ze het plezier van de argeloze toeschouwer vergallen.

‘Ik heb een zwak voor dit genre, dat bekend staat als oriëntalisme. Niet alleen omdat ik nu eenmaal van geromaniseerde verhaaltjes hou, van de suggestie van avontuur, van de neiging tot kitsch en zoete anekdotes, maar vooral omdat de schilderden van de oriëntalisten zo’n schaamteloze viering van de verbeelding zijn.’

Zo wordt het toch een fel en bevlogen pleidooi, niet alleen voor treuzelen, maar vooral ook voor kijkgenot.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

pro-mbooks1 : athenaeum