Recensie: Durf en humor en een kilometer of tien miljard buiten bereik

30 november 2015 , door Anne-Martijn van der Kaaden
| | |

‘Ruprecht merkt dat hij inmiddels staat en omlaagkijkt naar zijn vriend. “Haal adem!” schreeuwt hij hem toe, terwijl hij betekenisloos gebaart als een boze leraar. “Waarom haal je nou geen adem?” Maar Skippy ligt daar maar, met een kalme uitdrukking op zijn gezicht, zo vreedzaam als wat. [...] Donuts liggen verspreid als kleine, snoepige rouwkransen.’

Skippy Dies luidt de Engelse titel van Paul Murrays tweede roman, een belofte die al gauw wordt ingelost. Titelheld Skippy sterft, nadat hij nog net de naam van het meisje van zijn dromen in frambozenvulling op de zwart-wit geblokte vloer van Ed’s Doughnut House heeft weten te schrijven, nog voor het einde van de proloog. De pagina’s die daar op volgen onthullen een bizarre samenloop van omstandigheden, bekeken door een caleidoscoop waardoor je soms zomaar even een glimp van je eigen veertienjarige ik opvangt. Door anne-martijn van der kaaden.

Een kostschoolepos, maar niet à la Harry Potter

Skippy tussen de sterren, vertaald door Dirk-Jan Arensman, is door Uitgeverij Signatuur (lees bij de uitgeverij een fragment) opgenomen in de reeks ‘Grote Verhalenvertellers’ en dat is niet slechts overdrachtelijk bedoeld: met Skippy haal je een 663 bladzijden tellend epos in huis. In die ruim zeshonderd pagina’s spoelt Murray terug, en zoomt hij in op de gebeurtenissen rondom de onvermijdelijke dood van de onfortuinlijke Skippy, die eigenlijk Daniel Juster heet, maar zo wordt genoemd vanwege zijn gelijkenis met een tv-kangoeroe.

Skippy zit in de tweede klas van het Seabrook College in Dublin, een elitaire jongensschool die geleid wordt door paters. Geen Harry Potter-achtige taferelen, maar ‘een allerminst magische ervaring, die je overlevert aan de grillen van krankzinnige leraren, bullebakken, uitbraken van voetschimmel et cetera’.

Tegen deze achtergrond voert Murray een heleboel opmerkelijke figuren ten tonele, waaronder Skippy’s kamergenoot Ruprecht (‘Afgezien van het feit dat hij een genie is, spreekt er niet al te veel in zijn voordeel. Hij is een jongen met hamsterwangen en een chronisch gewichtsprobleem, hij is slecht in sporten en de meeste andere facetten van het leven die niets te maken hebben met complexe wiskundige vergelijkingen.’), het narcistische waarnemend schoolhoofd dat als ‘de Automator’ te boek staat, Pater Green (‘leraar Frans en met enige afstand de angstaanjagendste figuur van de school’) en Howard ‘The Coward’, een goeiige geschiedenisdocent die op het randje van een mildife- plus relatiecrisis balanceert.

Wanneer Skippy tegen beter weten zijn zinnen zet op Lori, een donkere schone van St. Brigids, de nabijgelegen meisjesschool (hij is een geboren loser, dat moeten zelfs zijn vrienden erkennen: ‘Dat meisje een kilometer of tien miljard buiten Skippy’s bereik’), haalt hij zich de woede van schoolgenoot Carl op de hals, een drugdealende psychopaat in spe. Hoe dan ook, Murrays Seabrook is een verzamelplaats voor tientallen in meer of mindere mate verknipte persoonlijkheden met evenzoveel problemen. Gelukkig zijn er altijd genoeg verdovende middelen voorhanden om je even terug te kunnen trekken uit de realiteit.

Lef, humor, folklore en kwantummechanica

Er zijn in feite twee elementen die Skippy tussen de sterren maken tot de a-typische, maar fantastische Bildungsroman die het is: durf en humor. Als je een verhaal vanuit zo’n twintig(!) verschillende perspectieven durft te beschrijven, heb je lef. Als je daarbij zware thema’s als seksueel misbruik, zelfbeschadiging, chronische ziekte, eenzaamheid en de dood niet uit de weg gaat, getuigt dat van een bepaalde zelfverzekerdheid, net als het feit dat je met hetzelfde gemak over Ierse folklore als over computerspelletjes of kwantummechanica uitweidt.

Maar de grote kracht van Skippy tussen de sterren is niets minder dan de humor. Die komt in vele gedaanten: subtiel, onderkoeld, plat, cynisch, puberaal.

‘Dan ga je naar de middelbare school, en plotseling begint iedereen je te vragen naar je carriereplannen, je doelen-voor-de-lange-termijn, en met doelen bedoelen ze niet dat je van plan bent een doelpunt te gaan maken in de FA Cup of iets dergelijks. Geleidelijk aan begint de afschuwelijke waarheid je te dagen: dat de Kerstman nog maar het topje van de ijsberg was.’

‘Niemand lijkt hem te horen - ze hebben het te druk met gangsterige poses aannemen en kontschudden op de extreem harde baslijn.’

Soms zo herkenbaar...

‘Nu wordt de vraag welk bericht hij haar moet sturen.
“Wat heb je tot nu toe?” vraagt Geoff.
Skippy drukt op een knopje. “‘Hi’”, zegt hij.
“Is dat alles, na vier uur?”
“Dat is het enige waar iedereen het over eens is.”
Geoff fronst zijn wenkbrauwen. “Ik ben eigenlijk niet zo kapot van ‘Hi”’.”
[...]
“Wat heb je tot nu toe?” vraag Ruprecht.
“‘H’”, zegt Skippy
“‘H’”, peinst Ruprecht. “H”’.


… dat je weer even 14 bent.

Anne-Martijn van der Kaaden studeert filosofie aan de Universiteit in Utrecht en volgt een minor Kritiek en Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam.  Ze liep stage bij athenaeum.nl, en inmiddels bij De Pers.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum