Recensie: Een nieuwe revolutie, mét Newton

30 november 2015 , door Bart van den Bosch
| | |

Floris Cohen heeft de tegenaanval ingezet. Tot nog maar zo’n zestig jaar geleden was er onder wetenschapshistorici consensus over het begrip wetenschappelijke revolutie. Men was het eens: in de periode 1550-1770, ruwweg het tijdvak tussen Nicolaus Copernicus en Isaac Newton, was er een radicale breuk in het denken over natuur en het verkrijgen van betrouwbare kennis in vergelijking met voorafgaande opvattingen. Kernachtig werd dit inzicht samengevat in de titel van E.J. Dijksterhuis' De mechanisering van het wereldbeeld (1950), dat misschien nog kernachtiger De mathematisering van het wereldbeeld had moeten luiden. Sindsdien maakte dit idee plaats voor de bestudering van wetenschappelijke ideeën in hun sociaal-culturele context. Kepler, Galilei en Newton waren niet meer uniek. In How Modern Science Came into the World bestrijdt Cohen die these. Door bart van den bosch.

N.B. Op vertoon van uw UvA-Alumnipas krijgt u bij Athenaeum Boekhandel aan het Spui in Amsterdam dit boek t/m 15 januari 2011 mee van € 65,00 voor € 47,50.

Transplantatie vanaf Athene en Alexandrië

In dat boek, dat als de uitgewerkte academische versie van De herschepping van de wereld gezien moet worden, beantwoordt Cohen de vragen hoe de moderne wetenschap ontstond, waarom zij dit in Europa deed en waarom zij nu al vier eeuwen, een ongehoord lange periode, successen oogst. Centraal in Cohens betoog zijn de begrippen transplantatie en transformatie. Hij identificeert een aantal bakermatten van (pre)-wetenschappelijk denken. De belangrijkste hiervan koppelt Cohen aan de steden Athene, dat staat voor een algemene, speculatieve natuurfilosofische blik op de wereld gefundeerd in de ideeën van Plato, Aristoteles, de Stoa en het atomisme, en Alexandrië, dat een abstract, deductief geometrisch wereldbeeld hanteert, terug te vinden in de opvattingen van Euclides, Archimedes, Ptolemaeus en Hipparchos. Hoewel beide theoriestelsels nauwelijks interactie hadden en dus volgens de moderne criteria van wetenschappelijkheid tekortschoten, belichaamden zij een intellectuele vitaliteit die keer op keer in de geschiedenis kwam bovendrijven. Athene en Alexandrië bleken met andere woorden zeer transplantabel.

Een eerste revival beleeft de Griekse theorievorming over de natuur in de Arabische wereld ten tijde van het kalifaat van de Omayaden (661-750). Door vertaling van de Griekse natuurfilosofische verhandelingen, die sinds de val van het West-Romeinse rijk in Constantinopel lagen te verstoffen, herleefde het corpus van klassieke kennis van de natuur dat bovendien door Arabische geleerden werd becommentarieerd en uitgebreid. Dat er onder deze omstandigheden toch geen Arabische moderne wetenschap ontstond, is volgens Cohen onder andere het gevolg van militaire bedreigingen van buitenaf en de remmende werking van de orthodoxe islam.

In middeleeuws Europa herverschijnt via het door de Islam beheerste Spanje een deel van de klassieken, waaronder werken van Aristoteles. Zijn ideeën nemen vervolgens een grote vlucht in het Christendom. Via de scholastiek wordt het rationalisme van Aristoteles dienstbaar gemaakt aan het geloof. Toch leidt ook deze tweede transplantatie van klassieke kennis volgens Cohen niet tot moderne wetenschap; er vindt wel een transplantatie van kennis plaats, maar geen transformatie, geen vruchtbare uitbreiding daarvan.

Renaissance: transformatie

Pas in de Renaissance worden de Atheense en de Alexandrijnse tradities gecomplementeerd door iets nieuws, namelijk het streven naar  '[...] lifelikeness, factual accuracy, exhaustive description. Precisely this forms one major component of the third mode of nature-knowledge.' Het samenvallen hiervan met het niet minder belangrijke streven naar 'Not knowledge of natural phenomena for its own sake [...], but knowledge directed toward practical ends' zorgde wél voor een succesvolle transformatie. Dankzij deze empirisch-descriptieve toevoeging, die de voorbode vormde voor de experimentele methode, waarbij de onderzoeker bewust op zoek ging naar de feiten, stond Europa rond 1600 aan de vooravond van een serie wetenschappelijke revoluties. In deze vruchtbare context konden mensen als Kepler, Galilei, Descartes, Bacon en Van Helmont gedijen.

Hun omgang met het speculatief filosofische, het logisch-mathematische en empirisch-experimentele, verschaft de pre-moderne wetenschap het momentum om zich te bestendigen. In het werk van Isaac Newton synthetiseerde het voorafgaande zich tot datgene wat tot op de dag van vandaag als wetenschappelijk wordt beschouwd. Cohen waakt er echter voor omdeze ontwikkeling als vanzelfsprekend of typisch Europees te beschouwen.

Ruimte voor het genie, het einde van de bloei

Als er iets duidelijk wordt uit How Modern Science Came into the World, dan is het wel dat er een groot verschil is tussen de aanwezigheid van noodzakelijke voorwaarden voor een transformatie van wetenschappelijke kennis en de voldoende voorwaarden die zo'n transformatie daadwerkelijk laten plaatsvinden. In de ruimte die tussen beide bestaat blijft voor Cohen voldoende plaats voor de meerwaarde van creatieve wetenschappelijke genieën als Kepler, Galilei en vooral Newton.

Iedere wetenschappelijke bloeiperiode die Cohen beschijft, blijkt aan zijn eigen tekortkomingen ten onder te gaan. De redenen hiervoor kunnen van allerlei aard zijn; intellectueel isolement, oorlogen, invasies, verstikkende religieuze orthodoxie of simpelweg het opdrogen van de verklarende of toepasbare kracht van een stelsel van theorieën of methoden. Het huidige primaat van de westerse moderne wetenschap zal daarop waarschijnlijk geen uitzondering zijn. Des te opmerkelijk is het inmiddels vierhonderdjarige, wereldwijde en nauwelijks aanvechtbare theoretische én praktische succes van de zeventiende-eeuwse wetenschappelijke transformaties.

Floris Cohen heeft met How Modern Science Came into the World een stevige, maar uiterst genuanceerde lans gebroken voor de geldigheid en werkbaarheid van het begrip wetenschappelijke revolutie en de rol van het individuele genie. Daarbij heeft hij werkelijk alle registers opengetrokken, én verzuimt hij niet leesbaar en vlot te schrijven. Een indrukwekkende tour de force.

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum