Recensie: Een onzeker theaterbeest uit Cambridge

30 november 2015 , door Godeke Donner
| | | |

Een veelvraat en een duizendpoot is hij. Vertederend timide en tot in het absurde hilarisch. Vanavond komt Stephen Fry het tweede deel van zijn autobiografie, The Fry Chronicles (onlangs vertaald als De Fry Kronieken), aan het Nederlandse publiek presenteren (zijn bezoek aan Amsterdam is te bekijken bij de buren). Via zijn website stephenfry.com kun je z’n blog en tweets volgen – wat ruim 2 miljoen mensen doen – en zo zie je dat terwijl hij in Brazilië de Gay Parade bijwoont, in Engeland het interview dat hij Lady Gaga afnam, verschijnt in de weekendbijlage van de Financial Times. Door godeke donner.

N.B. de Engelse editie van deze autobiografie maakt onderdeel uit van de zomerse Penguin-kortingsactie.

Een druk mens

De Nederlandse televisiekijker kent Fry als Lord Melchett uit Blackadder en van A Bit of Fry and Laurie. Hij speelde ook serieuze rollen zoals die van schrijver Oscar Wilde in de film Wilde, en die van Onno in de Engelstalige verfilming van Harry Mulisch’ De ontdekking van de Hemel. In 2006 maakte hij de documentaire Stephen Fry: The Secret Life of the Manic Depressive met zichzelf in de onderzoekende hoofdrol en het jaar erop een reisdocumentaire die zijn kijkers dwars door de Verenigde Staten voerde. Wekelijks presenteert Fry de BBC TV-‘quiz’ QI, hij spreekt zijn eigen en andere luisterboeken in en hij schrijft columns voor The Guardian. Onlangs werd bekend dat hij een rol krijgt in de film naar The Hobbit die in december 2012 in de bioscopen wordt verwacht.


Fry zelf over het boek (al richt hij zich niet direct aan u).

Deze zondvloed aan activiteiten belet Fry niet om gestaag aan zijn autobiografie te werken. Na deel 1, Moab is my Washpot, dat voornamelijk gaat over Fry’s middelbare schooljaren en zijn korte verblijf in de gevangenis – alles wordt in de inleiding van de Chronicles nog even gerecapituleerd – belanden we met The Fry Chronicles in 1979 als Fry als student aankomt in Cambridge. Het abrupte einde van dit deel valt op zijn dertigste verjaardag, in 1987 als hij voor het eerst een ‘line’ krijgt aangeboden. Hij heeft geen idee wat dat inhoudt maar als een geldbiljet wordt uitgevouwen en het witte poeder tevoorschijn komt, voelt hij dat er een nieuwe fase in zijn leven intreedt. ‘The tragedy and farce of that drama are the material for another book,’ zo eindigt hij The Fry Chronicles.

Cambridge

Voor een man die zo tongue in cheek is als Fry, is zijn autobiografie op het pijnlijke af openhartig. Natuurlijk staan er prachtige roddels in, we lezen over de opkomst van medestudenten als Hugh Laurie en Emma Thompson en zijn enthousiasme voor alles wat Cambridge hem brengt, is aanstekelijk. Hij noemt zijn studentenleven een openbaring en een herontdekking van zichzelf. Uit de geniepige jongen die hij op school was, kwam op de universiteit een keurige conservatief voort, zegt hij. Zijn literatuurstudie kost hem geen enkele moeite.

‘I cheated all the way through my three years at Cambridge, by knowing in advance exactly what I was going to write. I had a theory of Shakespearean tragic and comic forms that answered any question and yet always appeared to be specific.’

Tot in detail legt hij de techniek uit waarmee hij zijn essays schreef waarbij het van pas kwam dat hij een ijzersterk geheugen voor citaten heeft.

Het verschil tussen Cambridge en Oxford en de creatieve spanning tussen de twee universiteiten vormt volgens Fry de voedingsbodem van Monty Python. Neem de Oxfordians Alan Bennett en Michael Palin die warmer, surrealistischer en absurder zijn dan John Cleese, Hugh Laurie en Fry zelf. De laatsten, lang en mager hadden een veel sarcastischer en bijtender gevoel voor humor.

Veel belangrijker dan zijn studie was voor Fry zijn kennismaking met het studententheater.

‘The moment I walked on stage for the first time I felt so absolutely and entirely at home that it was hard for me to remember that I had had almost no experience at all. I loved every single thing about acting.’

Hij vergelijkt zichzelf met de witte neushoorn die hij in een televisiedocumentaire moest begeleiden naar zijn overplaatsing van een Tjechische dierentuin naar de Kenyase savanne. Zoals de neushoorn met zijn lichaamstaal liet weten hoe gelukkig hij nu in zijn eigen habitat was, zo voelde Fry de totale vreugde terecht te zijn gekomen waar hij hoorde: op het toneel.

Onzekerheid

Tot op de dag van vandaag wordt hij beheerst door onzekerheid. Altijd voelt hij de angst door de mand te vallen. ‘I emerged from university a thin, tall, outwardly confident graduate for whom everything seemed new and exciting, if wildly temporary. Sooner or later, I was convinced, I would be found out, and the doors of showbusiness would be slammed in my face.’ Later, als hij niet meer zo mager is, komt daar de wanhoop over zijn lichaam bij.

‘The reckless feeding of my physical appetites on the one hand and the miserable dislike and fear of my physical appearance on the other have all been overseen by a pathological personal theology that has for most of my life robbed me of any true ease.’

Hoeveel geld er ook door zijn handen kwam en ging, hoe succesvol hij als acteur en schrijver ook werd, de melancholie was en is een permanente factor. Fry zegt herhaaldelijk dat het er hem om begonnen is in zijn boek zo eerlijk mogelijk te zijn over zijn gevoelsleven. Hij geeft toe dat hij het grootste deel van de tijd ongelukkig is, gekweld door zijn twee demonen: zijn enorme lichaam en zijn homoseksuele identiteit.

Ons ontroert hij alleen maar als hij het heeft over zijn gebrek aan lichamelijk charisma. Zoals een Engelse recensie het samenvatte: ‘Most readers will want to close the book and give it a hug.’
Wat mij betreft verdient Stephen Fry die hug ook zelf.

Godeke Donner studeerde Nederlandse Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap en woonde onder andere in Madrid, Buenos Aires, Paramaribo en Jakarta. Ze schreef boekrecensies voor verschillende kranten.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum