Recensie: Eenzaam aan de top

30 november 2015 , door Bram Mellink
| | | | |

‘Zijn vrouw is jong en klein, naar het mij voorkomt uit een eenvoudig milieu,’ schreef de 37-jarige parlementariër Marga Klompé in een brief over haar KVP-fractiegenoot J.J. Fens. Zijn interieur was ‘een beetje burgerlijk. Wel hier en daar een paar mooie oude stukken, maar teveel en te druk en te weinig goede allure. Het klinkt allemaal erg onaardig, [...] maar ik vind het toch nodig dat je deze indruk even hoort’. In juli 1950 nam haar fractievoorzitter Carl Romme de brief in ontvangst. Het geroddel, de achterklap en het misprijzen die daaruit spraken, weerspiegelden karaktertrekken die de markante katholieke politica Marga Klompé niet graag publiekelijk liet zien. Vijfentwintig jaar na haar dood tekende biograaf Gerard Mostert het levensverhaal van Nederlands eerste vrouwelijke minister op. Door bram mellink.

Een zelfverzekerde opkomst

Dat verhaal begint in Arnhem, waar Klompé opgroeide in een gezin dat zich dankzij de succesvolle kantoorhandel van haar vader opwerkte tot de gegoede middenklasse. Die welstand bleek echter van korte duur. Omstreeks 1927 kreeg vader Jan Klompé last van waanbeelden, drie jaar later moest hij door een permanente psychische aandoening zijn werk neerleggen. Het familiedrama leidde tot onbegrip en financiële zorgen, die de ontluikende carrière van de toekomstig minister echter niet belemmerden. Mede dankzij de vasthoudendheid van haar moeder konden de vijf kinderen van het gezin Klompé HBS volgen. Voor de intelligente, analytische Marga was bovendien een universitaire studie weggelegd.

Klompé verdeed haar tijd niet. Na de HBS begon ze in 1929 met haar studie scheikunde, gevolgd door een promotie in de natuurkunde. Naast haar studie begon de twintigjarige Klompé bovendien als onbevoegd docente scheikunde aan een elitaire meisjesschool in Nijmegen, een taak die ze uitvoerde met een zelfverzekerdheid die volgens ingewijden aan arrogantie grensde. Die grote zelfverzekerdheid bleek kenmerkend voor Klompé.

Eerder mens dan vrouw

In haar latere werk als parlementariër, als minister van Maatschappelijk Werk (1956-1963), als minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1966-1971) en als voorzitter van pauselijke commissie ‘Justitia et Pax’ kwam zelftwijfel slechts zelden aan de oppervlakte. Hierdoor ging veel strijdbaarheid uit van de politica die zich eerder als ‘mens’ dan als ‘vrouw’ beschouwde, die haar vrienden vooral onder collega’s zocht, ongehuwd bleef en liever geen persoonlijke details prijsgaf. Volgens biograaf Mostert liepen haar werkzame en haar privéleven vaak door elkaar. Het lijkt er echter op dat Klompé het vooral moeilijk vond persoonlijk te worden.

In die zin is het weinig verwonderlijk dat Marga Klompé haar politieke carrière zonder aanziens des persoons opbouwde. Weliswaar bouwde ze een warme band op met KVP-fractievoorzitter Carl Romme, die in haar politieke opmars een belangrijke rol speelde, maar veel andere vriendschappen werden door haar politieke ambities geplaagd. De vrouwenbeweging waarvoor zij zich kort in de jaren veertig sterk maakte, verwisselde ze voor politieke ambten waarin ze weinig geduld met feministen toonde.

Tijdens haar politieke carrière raakte ze bevriend met fractiegenoot Jo Cals, maar diens kabinet stemde ze in 1966 mede weg, tot grote teleurstelling van de premier. Via briefwisselingen en interviews schetst Gerard Mostert met verve een beeld van de privé-Marga Klompé, hoe klein het persoonlijk leven van de drukke minister soms ook was. Het rijke beeld dat daaruit ontstaat wordt mede mogelijk gemaakt door de grote hoeveelheid materiaal die Mostert – en voor hem, zijn overleden echtgenote Anneke Linders – heeft bestudeerd. Hierin heeft hij zich, in de zes jaar waarin hij zich met de biografie heeft beziggehouden, kosten noch moeite gespaard.

Geen eigen inzichten

Een geschiedschrijver mag echter zijn bronnen kennen, hij is ze pas de baas als hij de tekortkomingen van zijn materiaal met eigen inzichten kan aanvullen. Daarin slaagt Mostert helaas slechts mondjesmaat. Het levensverhaal van Klompé wordt hierdoor nauwelijks in verband gebracht met een bredere maatschappelijke context. Zo schetst de biograaf een zeer hermetisch beeld van katholieken in het interbellum, grotendeels ontleend aan vakliteratuur uit 1948, waarin hij spreekt van het door katholieken ‘zelfgekozen isolement’ en van ‘een kudde makke schapen’. Tegenover dit verouderde en karikaturale beeld van het vooroorlogse katholieke leven stelt Mostert de ietwat opstandige ‘andere katholieken’ die de historicus Paul Luykx heeft ontwaard, en rekent hij de familie Klompé tot deze ruimdenkender minderheid. Hij stelt zich echter niet de vraag of het gevestigde, tamelijk stoffige beeld van het katholieke leven in die tijd überhaupt wel klopt.

Op andere momenten ontbreekt de context zelfs geheel. Zo vermeldt Mostert de vele halsstarrige weigeringen van Klompé om politieke functies te bekleden, en neemt hij deze zeer serieus. Pas honderd pagina’s later wijst hij en passant op onderzoek dat erop wijst dat politici in Nederland een lang verleden van ogenschijnlijke ambtweigering kennen. ‘Klompé zal geen uitzondering zijn geweest’, stelt Mostert vast, maar tot een verdere analyse van haar eerdere weigeringen komt hij niet.

Dit tekort aan analyse is teleurstellend, temeer omdat het leven van Klompé vele interessante spanningen kent die om antwoorden schreeuwen. Ze begon haar politieke carrière binnen een vrouwenorganisatie die zich sterk maakte voor vrouwelijke waarden in de samenleving, vond de verschillen tussen man en vrouw belangrijk, maar wilde zelf liever ‘als mens’ worden gezien. Ze leidde sinds 1956 het departement van Maatschappelijk Werk dat mede werd opgericht om het particulier initiatief ruim baan te geven, maar stond enkele jaren later aan het hoofd van het ministerie van CRM, dat het welzijn van haar burgers wilde bevorderen en het particulier initiatief daarmee doorkruiste. Ze rekende collega’s tot haar persoonlijke vrienden, maar bleek moeilijk tot persoonlijk contact in staat.

Met een veelheid aan materiaal, maar een tekort aan duiding laat Gerard Mostert een vacuüm rond zijn hoofdpersoon bestaan. Zo bezien blijft de eerste vrouwelijke minister van Nederland eenzaam aan de top.

Bram Mellink is promovendus Nederlandse Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum