Recensie: Fris denken uit Frankrijk

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| | | | | | | | | | | |

Na 1945 ontstond er een volstrekt origineel filosofisch elan in Frankrijk, een filosofie waarin de differentie centraal stond, die achter de grenzen van de zuivere rede kon kijken en de brug tussen leven en denken maken kon. Sindsdien komt de meest principiële politieke filosofie uit Frankrijk. Thans is er een generatie denkers volwassen geworden in precies deze traditie. Tijd voor De nieuwe Franse filosofie.
Vanaf de eerste bladzijden van dat boek, onder redactie van Bram Leven, Aukje van Roden, Marc Schuilenburg en Sjoerd van Tuinen, is duidelijk dat hier iets spannends gebeurt. In een bijzonder goede inleiding situeren de auteurs met vaste hand de denkers in de periode tussen de opstanden van mei 1968 tot de opstanden in de banlieus van 2005. Duidelijk wordt dat tijdens en na mei ‘68 zich een omslag aftekende. Door leonhard de paepe.

Onder andere de vertaling van Alexander Solzjenitsyns De Goelag Archipel sloeg in als een bom: ‘Het communistische ideaal verliest in één klap zijn onschuld en voortaan zal iedere linkse denkers zich moeten verhouden tot het gewelddadige potentieel van het communisme.’ Dit leidde tot een tweedeling tussen linkse filosofen die worstelden met de verspilde idealen en rechtse filosofen die het liberalisme omarmden en soms publieke intellectuelen werden.

Nu ook het liberalisme in het slop is geraakt lijkt het tijd voor een ‘tussenstand’. In acht clusters komen steeds vier tot vijf denkers aan bod die hedendaagse thema’s uitwerkten, waaronder laïcisme en democratie, stad en burger, consumptiemaatschappij en kapitalisme, en kunst voorbij de representatie - geen kentheoretische meer, maar politieke onderwerpen.

De auteurs maken duidelijk dat de ‘postmoderne’ denkers niet langer de toon aangeven, maar dat er een nieuwe generatie is gerijpt. ‘Nieuwe’ namen als Isabelle Stengers, Loïc Wacquant, Quentin Meillassoux, Jacques Rancière en Nicolas Bourriaud naast ‘vergeten’ auteurs zoals Gilbert Simondon complementeren de gevestigde denkers – Lyotard, Deleuze, Foucault en Nancy – en maken deze studie tot een schatkamer. Weg met de postmoderne ironie, weg met het anything goes, en terug naar de straat, lijkt het devies. Waar de postmoderne filosofie de kentheoretische aannamen achter sociale vraagstukken deconstrueerde, daar laat de nieuwe Franse filosofie zien dat achter de kentheorie zich een politieke realiteit schuilhoudt die de moeite waard is om te doorgronden en zo nodig te bestrijden. De verfrissende kritiek op de consumptiemaatschappij, het mediaspektakel, het onrecht in het hart van het kapitalisme is bij vlagen snoeihard en compromisloos, maar houdt de lezer van begin tot eind op het puntje van zijn stoel.

Dat een dergelijke Nederlandstalige studie uit Rotterdam komt mag de ingewijde geest niet verbazen. Nu de gure populistische wind lijkt te zijn gaan liggen, die enkele jaren terug gevestigde filosofen aanzette tot populistische slogans in de media, geven deze jonge filosofen – sommigen nog nauwelijks de dertig gepasseerd - een visitekaartje af. Een uppercut die smaakt naar meer.

Jaren geleden kocht ik een filosofieboek in de ramsj De mens in de filosofie van de twintigste eeuw van Jan Sperna Weiland. De Rotterdamse emeritus hoogleraar toverde de moeilijkste inzichten uit de twintigste-eeuwse filosofie concreet, in hun sociale context, voor mijn geestesoog. Zijn enthousiasme voor het denken was zo aanstekelijk dat dit boek mij ertoe aanzette om filosofie te gaan studeren. Zou ik vandaag een jong iemand ontmoeten met interesse voor de filosofie, dan zou ik hem zonder aarzelen dit boek aanraden. De nieuwe Franse filosofie is een voorstel tot een nieuw canon. We zijn getuige van een regimewisseling in de top van de intellectuele wereld, en de nieuwe Rotterdamse filosofen wijzen de weg!

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij is docent Esthetica aan de de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK).

pro-mbooks1 : athenaeum