Recensie: Geschiedschrijving als beeldhouwkunst

30 november 2015 , door Valentijn van Dijk
| | | | | |

Beelden van Paaseiland, dat zijn natuurlijk die beroemde beelden op het afgelegen eiland in de stille oceaan, maar de titel verwijst ook naar de iconische waarde die dit eiland de laatste jaren heeft gekregen. Niet lang nadat in de jaren zeventig, met het rapport van de club van Rome, doemscenario’s over de toekomst van de aarde in zwang raakten, werd Paaseiland ‘ontdekt’ als microkosmos, waar zich een catastrofe zou hebben afgespeeld die zich wel eens in het groot zou kunnen gaan herhalen. Jan J. Boersema, hoogleraar Milieuvraagstukken aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, schreef er een polemisch boek over. Van een Collapse – zoals de titel van een bekend boek van Jared Diamond suggereert, was volgens hem op Paaseiland geen sprake, in ieder geval niet voordat de Europeanen het eiland ontdekten. Door valentijn van dijk.

Het raadsel Paaseiland

Paaseiland was, zo’n duizend jaar geleden, als een van de laatste van de Pacifische eilanden gekoloniseerd vanuit het Westen. Na Paaseiland komt er niets meer, tot een eiland bij Chili 3000 km verderop. Er is wel geopperd dat de Paaslanders oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kwamen, maar de taal en cultuur van de Paaslanders vertonen zoveel overeenkomsten met die van andere Polynesische eilanden dat island-hopping vanuit Polynesië hoogstwaarschijnlijk de gevolgde route is. Vreemd is alleen dat op Paaseiland en ook in de rest van Polynesië tot in Nieuw-Guinea aan toe, zoete aardappels worden verbouwd, die juist oorspronkelijk uit de Andes komen. Dit maakt de Paaslanders tot onderdeel van de fascinerende culturele uitwaaiering van een zeevarend volk waarvan de nazaten vanuit Oost-Azië behalve Zuid-Amerika ook Madagaskar wisten te bereiken, duizenden jaren geleden.

Vrij snel nadat de Polynesiërs op Paaseiland waren aangekomen, dat toen nog begroeid was met palmen, en waar geen zoogdieren voorkwamen, ontstond er een bloeiende cultuur. Uit de archeologie van het eiland blijkt dat de eilanders vanuit zeewaardige kano’s visten op tonijn en andere vissoorten, verder leefden van de landbouw en van meegenomen kippen en ratten die zich snel vermeerderden, en het bijzonderste: enorme stenen beelden uithakten en langs de kust plaatsten, met de rug naar zee. 

Toen Jacob Roggeveen in 1722 als eerste Europeaan met drie schepen Paaseiland aandeed, stond er geen boom meer overeind, en vroeg hij zich in zijn logboek af ‘hoe ’t mogelijk was dat die menschen, die ontbloot zijn van swaer en dik hout om eenige mechine te maaken, mitgaders van kloek touwerck, echter soodanige beelden hadden konden oprigten’. Deze vraag bleef alle volgende bezoekers bezighouden, en de nu gangbare verklaring is dat de Paaslanders toch van boom- en grasvezels ‘kloek touwerck’ konden fabriceren. Boomstammen – er waren toen nog bomen - fungeerden als rollers waarover de kolossen naar hun bestemming werden gesleept. Toen het bos helemaal verdwenen was, moest daarmee ook de beeldencultuur ten onder gaan.

Collapse?

Er is veel gespeculeerd over wat de oorzaak kan zijn geweest van het volledige verdwijnen van het bos op Paaseiland. Geopperd werd dat het massale gebruik van bomen voor het beeldentransport de ontbossing in de hand had gewerkt, waarna erosie op was gaan treden. Dit bemoeilijkte de landbouw, zodat ooit zo rijke cultuur aan schaarste ten onder ging, en het bevolkingaantal kelderde. ‘Roggeveen,’ schreef een Collapse-auteur, ‘found a society in a primitive state with about 3000 people living in squalid reed huts or caves, engaged in almost perpetual warfare and resorting to cannibalism in a desperate attempt to supplement the meagre food supplies available on the island.’ Ook uit de journaals van andere auteurs uit die tijd, zou blijken dat dit een typisch voorbeeld was van overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, en daarmee een omineus voorbeeld van wat de hele mensheid te wachten zou kunnen staan.

In de bibliotheek van de Vrije Universiteit raadpleegde Boersema, gefascineerd, de scheepsjournaals van Roggeveen, en daaruit bleek dat Diamond en andere Collapse-auteurs hun bronnen slecht hadden bestudeerd. Roggeveen beschreef het eiland als ‘uytnemend vrugtbaar […] voortbrengende bananas, pataddes, suykerriet van bysondere dikte, en veele andere soorten van aardvrugten’. Boersema merkte dat hij iets op het spoor was, en haalde er een groot aantal Franse, Engelse en Spaanse bronnen bij, en daaruit blijkt dat ook die andere reizigers niets melden over tekorten; allemaal noemen ze de bewoners sterk en gezond.

Wel waren de bomen weg, zodat het bouwen van kano’s en daarmee het vissen op open zee onmogelijk was geworden, maar schijnbaar hadden de eilanders zich heel redelijk aan die nieuwe situatie aan weten te passen. Van erosie getuigt niets: met ‘enkele dagen werk op het land per jaar’ konden de bewoners zich goed voeden, en er was nog genoeg over om handel te drijven met de bezoekers uit Europa. De beeldencultuur was weliswaar vrijwel verdwenen, maar er was een nieuwe cultus ontstaan, rondom de ‘Vogelman’, een verpersoonlijking van de zeevogels die jaarlijks kwamen broeden op rotsachtige eilandjes voor de kust.

De pokken en de Paaslanders

Pas veel later vond er een echte ‘collapse’ plaats, maar die had heel andere oorzaken dan een ecologische ramp, en dat had weer met een nieuw soort bezoekers te maken: slavenhandelaren. In Peru was mankracht nodig om guano te verzamelen, mest van vogelpoep en –urine die in de kuststreek gewonnen werd, smerig en zwaar werk, waarvoor de autoriteiten Polynesiërs als slaven wilden gebruiken. Een van de eilanden die hun expeditie aandeed, was Paaseiland, en aanvankelijk waren de Paaslanders vrijwillig meegekomen, geïntimideerd door de levensstandaard van de steeds frequentere bezoekers, en ook gewoon nieuwsgierig. Van de naar schatting vierduizend Paaslanders scheepte uiteindelijk een derde deel in, al snel toch onder dwang.

In Peru bleken de Paaslanders niet opgewassen tegen het zware werk en de besmettelijke ziekten die ze al snel opliepen, en enkele jaren later kon nog maar een handjevol terugkeren naar Paaseiland; de rest was overleden. Het was beter geweest als niemand van hen het had overleefd, schrijft Boersema, want het pokkenvirus dat ze mee terugnamen, decimeerde de thuisgeblevenen, zodat er in 1870 nog maar 111 Paaslanders in leven waren.

Deze ineenstorting kwam het volk in de jaren daarna niet meer te boven, het grasrijke eiland werd door avonturiers voor de schaapsteelt ontdekt en gekoloniseerd, en hoewel de bevolking weer groeide, was van een levende, ononderbroken traditie geen sprake meer. Wel hebben sinds het einde van de negentiende eeuw antropologen en archeologen steeds meer werk gemaakt van het ontrafelen van de cultuur en het verleden van Paaseiland, het herstellen en weer oprichten van de - inmiddels omgevallen – beelden, en het restaureren van andere overblijfselen; waarbij veel terecht kwam in museale collecties over de hele wereld.

Tegen het ecologisch determinisme

Boersema’s vertelt dit verhaal in een prettig leesbare stijl, en hij lijkt het bronnenmateriaal goed te kennen. Aannemelijk wordt dat het ecologisch determinisme van Diamond te eenzijdig is. De stelling dat het gebruik van bomen voor het verplaatsen van beelden verantwoordelijk was voor het verdwijnen van het bos is onhoudbaar, omdat er aanvankelijk veel meer bomen waren geweest dan daarvoor gebruikt hadden kunnen worden. Bij de ontbossing speelden eerder de ratten die de eerste bewoners meebrachten een cruciale rol, omdat zij systematisch de jonge uitzaaiingen opvraten, zodat het bos zich niet kon vernieuwen. Zoals vaak bereikte het door menselijk handelen verstoorde ecosysteem vrij snel een nieuw evenwicht, al was het armer dan het oorspronkelijke.

Ook de mens bleek zich hieraan op een duurzame manier aan te kunnen passen, en er is geen reden om te veronderstellen dat de samenleving die Roggeveen aantrof zijn ondergang tegemoet aan het gaan was. Ook is het niet waarschijnlijk dat het eiland ooit veel meer bewoners gehad heeft dan de enkele duizenden die de eerste Europeanen er aantroffen. In het laatste hoofdstuk blijkt dit Boersema’s eigen ‘beeld van Paaseiland’ te zijn, en onderzoekt hij de implicaties die dit heeft voor het denken over mens en milieu. Los van het feit dat de Nederlandstalige bronnen zo belangrijk blijken in de interpretatie van dit vraagstuk, lijkt dit boek een belangwekkende bijdrage aan deze internationale discussie.

Valentijn van Dijk is wetenschapsjournalist.

N.B. Boersema trad op bij OBA Live. Er zijn beelden.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum