Recensie: Gezelliger dan verwacht op de snelweg

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | | |

Het klinkt als een mop: een kunstenaar en een filosoof gaan een maand op en rond de Nederlandse snelwegen bivakkeren. Ze noemen het zelf een ‘snelwegexpeditie’. Het resultaat, het bijzonder fraaie boek Snelwegverhalen is ook wel grappig, maar gaat wel verder dan dat. Daarbij blijft het gelukkig wel een echt jongensboek. Het is een survivalgids: ‘Hoe overleef ik een maand op de snelweg?’ Melle Smets en Bram Esser overleven inderdaad, maar soms ternauwernood. Het bleek een hachelijke onderneming: ‘De snelweg wordt wel eens omschreven als een “noodzakelijk kwaad”. Omdat wij niet precies wisten wat daarmee bedoeld wordt, verblijven we een maand in het “noodzakelijk kwaad”.’ Door pieter hoexum.

Maar aardige jongens

Om te beginnen ziet het boek er echt uit als een jongensboek en voelt het ook zo aan, het is zwaar,  letterlijk: het boek weegt ruim een kilo. Het papier is dan ook van zware kwaliteit en lekker glad; het boek heeft fijne afgeronde hoeken en is mooi ingenaaid, compleet met leeslint. Het ziet eruit als een natuurgids of meer nog als een stratenboek – als iemand in deze tijden van TomTom en Google Earth nog weet wat dat was. Het boek bestaat voor ongeveer de helft uit zeer verhelderende en mooie illustraties. Neem een kijkje op de site, snelwegverhalen.nl. En neem dan ook even een kijkje op de blog die de jongens bij hielden, snelwegsafari.nl.

Als onze helden vertrekken kennen ze elkaar nauwelijks. Ze hebben elkaar ergens, op een of andere receptie, een keer ontmoet en bleken een fascinatie voor de snelweg te delen. Het plan eens te proberen of het mogelijk is een maand op de snelweg te wonen is geboren. Er ontstaat al heel snel wrijving als blijkt dat een van de twee geen rijbewijs heeft, en de ander dus al het rijden voor zijn rekening zal moeten nemen. Maar ach, die ruzie is zo weer voorbij, want ‘jongens zijn het’, om met Nescio te spreken, ‘maar aardige jongens’.

Mobiliteit en gezelligheid

Het boek zelf snijdt een even onderschat als belangwekkend onderwerp aan, de autosnelweg. Zoals de Romeinse heerwegen het symbool zijn voor het Imperium, zo is de snelweg het symbool bij uitstek van de moderniteit. ‘Snelweg’ is synoniem voor mobiliteit, voorspoed en vooruitgang. Op de snelweg draait het allemaal om snelheid en efficiëntie. Maar dat is symboliek, en die is zoals gewoonlijk weer bedrieglijk.

De ontdekking, en dat mag je toch wel een ontdekking noemen, die onze helden op hun reis doen, is dat het in werkelijkheid op de snelweg net zozeer om gezelligheid draait als om mobiliteit: overal waar ze komen vinden ze eenzame truckers op zoek naar wat huiselijkheid. De snelweg heeft het imago anoniem en onpersoonlijk te zijn, maar overal zijn sporen te vinden van mensen die zich de ruimte eigen hebben geprobeerd te maken – en daar ook wel vaak in geslaagd zijn. Vooral de  serveersters in de truckerrestaurants blijken ware moederkloeken.

En om de clou van het boek dan ook maar weg te geven: de snelweg blijkt niet een verlengstuk van de grote stad, zoals vaak gedacht wordt. Je zou denken dat het snelle, anonieme leven van de grote stad, door de snelweg verspreid raakt over het land. Het tegenovergestelde blijkt het geval: de snelweg is zeer provinciaal en brengt de landelijkheid naar de stad. De snelweg heft de stedelijkheid tot op zekere hoogte zelfs op.

Feiten zijn als kindsoldaatjes

Onderweg ontmoeten de filosoof en de kunstenaar niet alleen truckers, serveersters, politiemannen en andere snelwegfiguranten. Ze zorgen er ook voor, quasi toevallig, vele deskundigen te ontmoeten: een ontwerper van snelwegen, een landschapsarchitect. Het geraffineerde is dat verdere verdieping impliciet blijft. De filosoof blijkt een koffer vol boeken mee te hebben genomen op de safari, maar daaruit wordt niet geciteerd of naar verwezen.

Toch spelen verschillende boeken, ideeën en filosofen op de achtergrond een rol. Paul Virilio over snelheid bijvoorbeeld. En Marc Augé over niet-plaatsen. Het boek doet ook denken aan de week die Alain de Botton verbleef in een vertrekhal van een vliegveld [zie Hoexums recensie over dat boek –red.]. Maar, zoals gezegd blijft dit allemaal impliciet, het is meer ‘showing’ dan ‘telling’. Het meest heeft het nog weg van Jan Rothuizens Zachte Atlassen van Amsterdam en Nederland.

Maar halverwege de expeditie, als de heren ’s avonds laat aan de whisky gaan en daar dan ook nog wat paddenstoelen in verkruimelen die ze op de parkeerplaats langs de weg geplukt hebben, dan wordt het de kunstenaar toch even te veel. Hij vraagt onomwonden aan de filosoof ‘wat het eigenlijk betekent om een filosoof te zijn’. ‘Ik ben op zoek naar de waarheid,’ antwoordt de filosoof zoals het een filosoof betaamt. ‘De waarheid van wat,’ vraagt zijn medereiziger dan terecht. En dan neemt het gesprek een bizarre wending die zo typisch is voor dit verrukkelijke boek. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in feiten,’ zegt Bram, die duidelijk de invloed van de speciale whisky begint te voelen, ‘feiten zijn als goedkope kindsoldaatjes in dienst van een of ander verkooppraatje.’

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003, in 2012 verschijnt Reis door mijn rijtjeshuis. Kleine filosofie van het wonen. Hij heeft nu een website, pieterhoexum.wordpress.com.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum