Recensie: Heidegger in het tuincentrum

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | | |

Het boek dat Carolyn Steel schreef over ‘Hoe voedsel ons leven vormt’, heette niet voor niets De hongerige stad. Het gaat namelijk over de problemen met betrekking tot voedsel die met verstedelijking gepaard gaan: overproductie, uitputting van de landbouwgrond, milieuvervuiling, smetvrees van stedelingen, enzovoorts. Toch kun je het boek gerust optimistisch noemen, althans goedgehumeurd. We kunnen de problemen volgens Steel het beste aanpakken door weer aandacht aan eten gaan besteden. We moeten volgens Steel vooral gaan praten met de leveranciers van ons voedsel, de bakker, groenteboer en de slager. Vanuit dezelfde zorgen en met hetzelfde goede humeur is Jan-Hendrik Bakker op pad gegaan en heeft hij praatjes aangeknoopt met allerlei mensen, voornamelijk ‘stedelingen’, die op de een of andere manier met grond te maken – de titel van zijn boek. Door pieter hoexum.

De filosoof

Zijn er dan nog stedelingen die iets met grond te maken hebben? Die er iets mee te maken willen hebben? Dat zijn er niet veel, en dat baart Bakker zorgen: ‘De ontheemding van de moderne mens is een groot probleem’. De stad ‘versteent’ en maakt de stedeling ‘grondeloos’. Dat klinkt als zware kost. Maar dit boek is dan ook een ‘filosofische verkenning van het fundament van onze moderne, stedelijke samenleving’.

Maar er is meer. Bakker blijft gelukkig niet als een filosoof in zijn leunstoel zitten peinzen. En als hij zijn studeerkamer verlaat, blijkt er meer dan genoeg reden voor optimisme. Het boek bestaat voor ongeveer de helft uit filosofische beschouwingen en voor de helft uit essayistische verkenningen, meestal in de vorm van een interview. De ondervraagden zijn mensen voor wie grond en plaats op een of andere manier een meerwaarde hebben.

De spijtoptant, de speculant, de vluchteling, de volkstuinier

Zo is daar de eigenaresse van een tuincentrum. Er is ook een mooi interview met een ‘spijtoptant’: iemand van het platteland, van boerenafkomst, die gestudeerd heeft en ‘dus’ naar de stad is verhuisd maar na verloop van jaren steeds meer terug is gaan verlangen naar haar geboortegrond. Er is een interview met een Palestijnse vluchteling die nu in een nieuwbouwwijk in Leiden woont. Er is een hoofdstuk met een onderzoekje naar de handel in grond, de grondspeculatie beter gezegd. Maar ook de tuinier krijgt natuurlijk aandacht, de ‘volkstuinier’ welteverstaan. En niet te vergeten de stadsarcheoloog, die ook de hele dag in de grond zit te wroeten, maar dan toch weer heel anders.

Op deze manier, door beurtelings vanuit de studeerkamer te schrijven en vanuit de buitenlucht, ontstaat er een mooi, afwisselend geheel. Er staan mooie, verrassende zinnen in: ‘Vallen kan op twee manieren: horizontaal en verticaal.’ En cryptische en lelijke zinnen, zoals deze in het hoofdstuk over Heidegger: ‘In hoeverre zijn grond en zijn precies gelijk? Ze zijn hetzelfde maar níét gelijk, haast Heidegger zich uit te leggen.’ Maar ja, Heideggers uitleg uitleggen is natuurlijk ook onbegonnen werk.

De bruine en de groene denker

Heidegger speelt een wel haast cruciale rol in dit boek, want uiteindelijk geeft Bakker, in navolging van Heidegger, de ‘instrumentele rede’ de schuld van de ellende, van de grondeloosheid. Het zoeken naar theoretische grond (zekere uitgangspunten, grondregels) is vruchteloos gebleken en daarom hebben veel theoretici de zoektocht naar grond helemaal maar opgegeven. Wat voor Bakker weer reden is het instrumentele denken te verwerpen en op zoek te gaan naar zoiets als een ‘aardse rede’. Hij omarmt het dus gelukkig niet het ‘irrationalisme’ van Heidegger. Bakker zoekt en vindt een soort ‘groene Heidegger’, ontdaan van zijn ‘bruine kanten’ (zijn heulen met het nazisme).

Mij lijkt het veiliger, alleen al om te kunnen ontkomen aan het irrationalisme van Heidegger, vast te houden aan het instrumentele denken. Maar dat dan wel ontdaan van zijn ‘fundamentalistische’ neigingen: je moet de instrumenten niet beoordelen op uitgangspunten (‘grond’), maar uitkomsten. Oftewel, de instrumenten pragmatisch bezien: wat kunnen we ermee?

De nostalgicus?

Een ander probleem is dat Bakker in de ‘inleiding’ iets heel gevaarlijks doet, dat dan ook niet goed uitpakt. Hij vertelt namelijk wat hij niet met het boek wil: het boek moet niet uitlopen op ‘een soort nostalgische terugblik’. Aha!, denk je dan als lezer, we zullen eens goed opletten of het hem lukt daaraan te ontkomen. En als de ‘slapende hond’ in ons eenmaal gewekt is, hoort die van de weeromstuit overal nostalgische geluiden.

Maar helemaal eerlijk is dat niet. Een tijdje nadat je het boek heb weggelegd, blijft  inderdaad niet de nostalgie hangen, maar het optimisme waarmee Bakker vooruit kijkt. En nog mooier, de manier waarop Bakker tamelijk argeloos om zich heen kijkt, en verrassende waarnemingen doet en daar mooi over schrijft.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum