Recensie: Het gewetenloze kreng dat eeuw heet

18 april 2011 , door Bob Hopman
| | | | |

Het is met 724 pagina's ongetwijfeld al de omvangrijkste Nederlandstalige roman van 2011, Johan de Booses Bloedgetuigen. En dat blijkt nog te kort, met een verhaal dat de aanloop tot de Eerste Wereldoorlog, de Russische revolutie, het interbellum, de Tweede Wereldoorlog en het verval van de naoorlogse Sovjet-Unie omvat, vanuit minimaal drie perspectieven: het Russische, het Joods Oost-Europese en het West-Vlaamse. En dan duikt tussendoor steeds nog de slettenbak op die zich 'de twintigste eeuw' noemt, om alles met weinig verbloemend taalgebruik te voorzien van een lekker tegendraads en cynisch metacommentaar.

De roman wordt als cynische 'kroniek van de twintigste eeuw' gepresenteerd bij de opening. In de 'Proloog tot de essays van de slettenbak over het climaxorgasme' - het climaxorgasme is een sierlijke benaming die de eeuw aan haar eigen geschiedenis toekent - introduceert de gewetenloze, politiek uiterst incorrecte verteller, de del, het 'twintigste Post Christum' zich en kondigt een verhaal van honderd jaren aan. Vol zinloos bloedvergieten van de 'Haakneuzenneuker' - Hitler - tegenover de 'Kakkerlak' - Stalin -, vol van verraad en antisemitisme: 'Ik steek mijn vinger in mijn mond en trakteer u op mijn ziel.'

De toegezegde kotsbui maakt ze vervolgens maar gedeeltelijk waar. Dat is vooral omdat de drie verschillende verhaallijnen niet dezelfde mate van politieke incorrectheid en verrassende wereldvisie bevatten die de 'essays van de slettenbak' wel hebben. Ze worden achter elkaar gezet door een neutrale vertelstem, zijn nogal moraliserend en tonen de oorlogen en idealen vanuit een vooral Westers-correcte en daarom voor de historisch onderlegde lezer al bekende optiek.

Drie verhalen

Het eerste van de drie vertellingen is dat van de familie Martin, conservatieve, germanistische Vlamingen die hun kinderen zodanig indoctrineren dat deze aan het Oostfront tegen het rode gevaar willen vechten. Het is de jonge Jean die uiteindelijk ten strijde trekt, onder de valse belofte van een leger met een Vlaamse leeuw.

Het tweede verhaal is politiek neutraler van aard, en speelt zich af in het eerst (vóór de Russische revolutie) rijke, maar later uitgezogen en vernederde Petersburg/Leningrad. Centraal staat hier de schijnbaar onsterfelijke Kamila Darkin, via wie voornamelijk de misère van het leven in Rusland aan het licht komt.

De derde en meest schrijnende vertelling is die van een joodse gemeenschap uit het huidige Oekraïne, waarvan enkelen zich aansluiten bij het Stalinistische leger en de overigen naar kampen als Auschwitz worden gedeporteerd. Efraïm hoort bij de laatste groep, Ljev, die het meest wordt gevolgd, bij de eerste.

De climax van de twintigste eeuw, zo zal niemand verwonderen, vindt plaats rond het jaar 1943, als hele volkeren worden afgeslacht en uitgehongerd, en de overwinnaar zijn buit mag misbruiken en verkrachten. Op dit punt in het boek bevinden Ljev, Jean en Kamila zich - zonder van elkanders bestaan te weten - dicht bij elkaar, in de slag om Leningrad.

Zwarte pagina's

Hier wordt elke handeling tot in detail beschreven, op momenten tot op het misselijkmakende af. De Boose doet er goed aan zijn personages niet te sparen: onder hen zijn er die deel uitmaken van de 26 miljoen dodelijke slachtoffers, die het slachtoffer worden van verkrachting en sodomie, van plunderingen en uithongering, en er zijn er die zich hier schuldig aan maken, zoals Ljev, die met het Rode leger Oost-Duitsland mag binnentrekken.

'Opeens gaf Rust hem een enorme duw in de rug, zodat hij voorover viel. Vlak bij hem lag een huilend meisje. Hoe oud ze was, durfde hij niet te raden. Haar kleine borsten zagen vuurrood en op haar onbehaarde buik liep een bloedspoor. Ze lag half neer en was niet in staat om op te staan. […] "Denk aan de reus met de bezemsteel", zei Rust en hij drukte zijn pistool in Ljevs kont.'

Het venijn van deze verkrachtingsscène zit hem in het realisme. De Boose, gepromoveerd in de Slavistiek, heeft, zo word je al vroeg in het boek bewust, een grote feitenkennis en toont zijn inzichten in historische gebeurtenissen. Door Ljevs ogen wordt de lezer deelgenoot van een van de zwartste pagina's uit de Europese geschiedenis.

Maar in de manier waarop dit gebeurt wordt de plank gedeeltelijk misgeslagen. Ljev wordt bedreigd, en handelt alleen omdat hem een pistool in het achterwerk wordt gestoken. Hij blijft 'goed' en hier wringt hem de schoen. Was het personage meer als 'de slettenbak' zelf geweest, gewetenlozer, dan had hij deel uit kunnen maken van de geschiedenis zoals deze nog niet is getoond in de Nederlandstalige literatuur, dan had hij kunnen verrassen. Nu overkomt hem de geschiedenis: het 'gebeurt', zoals de gehele roman een eindeloze opeenvolging van gebeurtenissen is. En dat is niet zo vreemd: er gebeurt nogal wat in een eeuw, te veel, zelfs als dat uitgespreid wordt over zo een groot boek.

Als de Tweede Wereldoorlog de climax van het boek vormt, is de nasleep en het naar huis keren van alle overlevende karakters het denouement. Een van ruim honderd pagina's, vervuld van triestheid, doelloosheid en een onmogelijkheid van mensen om zich nog aan de wereld aan te passen. En vreemd genoeg is dit, in al zijn neerslachtigheid, het deel dat bij mij het meest beklijft.

Bob Hopman is neerlandicus (Ma) en lid van de hoofredactie van Recensieweb.nl, waar deze recensie ook verschijnt.

pro-mbooks1 : athenaeum