Recensie: Hoe 1749 klonk: Darnton laat geschiedenis zingen

30 december 2010 , door David Peeperkorn
| |

Wat is een historisch feit? Wanneer het gaat om harde feiten, om de datum waarop een oorlog begint of een vorst overlijdt, is het antwoord eenvoudig. Maar historische feiten zijn óók ongrijpbare begrippen als collectieve angsten, geruchten of iets ondefinieerbaars als de publieke opinie. Robert Darnton zoekt in Poetry and the Police: Communication Networks in Eighteenth-Century Paris de grenzen van het begrip ‘feit’ op: hij onderzoekt wat in het Parijs van de achttiende eeuw kan worden verstaan onder ‘publieke opinie’. Daarnaast zoekt hij nog een tweede grens op. Hij gaat op zoek naar het verband tussen losse schimpdichten en de muziek waarop ze indertijd de ronde deden – oral history, want hoe iets zo’n 250 jaar geleden heeft geklonken, is niet vastgelegd. Maar Darnton, hoogleraar in Harvard en schrijver van standaardwerken over de clandestiene litteratuur van het Franse Ancien Régime - zijn vorige boek, The Devil in the Holy Water, is op deze plaats besproken -, slaagt glansrijk. En niet alleen dat: het evident plezier waarmee hij zijn boek schreef, is aanstekelijk.

De affaire

Uit de Franse archieven diepte Darnton een vergeten geschiedenis op, de affaire van de quatorze. In 1749 werden veertien Parijzenaars ingerekend en afgevoerd naar de Bastille omdat ze gedichten verspreidden met mauvais propos over Lodewijk XV en zijn maîtresse Madame de Pompadour. Darnton vond de teksten van deze rijmen in de archieven, op stukjes papier waarop ze door de boosdoeners werden gekrabbeld en die ze op zak droegen. Op last van de graaf d’Argenson bracht de politie het communication network van de veertien zorgvuldig in kaart.

Darnton legt uit dat hun arrestatie verband hield met een algemene golf van onrust in Parijs, veroorzaakt door ongenoegen met de Vrede van Aken (1748), die een einde maakte aan de Oostenrijkse Successie-oorlog, de uitwijzing van Bonnie Prince Charlie, alsmede door de instelling van een zwaar op de burgerij drukkende belasting, de vingtième. Deze onrust uitte zich in geschimp op de koning en zijn maîtresse.

Aanleiding voor de actie van de politie was een gedicht, ‘L’exil de M. de Maurepas’. Maurepas was minister van de koning maar een vijand van diens maîtresse. Hij was een doorgewinterd politicus maar hij had een zwak: hij zwichtte voor schimpdichten. Hij verzamelde ze en schreef ze soms ook. Op 24 april 1749 viel Maurepas bij Lodewijk XV uit de gratie, doordat hij een indiscreet gedicht had geschreven over Madame de Pompadour en haar geslachtsziekte.

De informatiesamenleving

In die tijd waren schimpdichten en straatzangers populair. Héél Parijs deinde op de meezingers ; daarmee werd vooral politiek nieuws doorgegeven. Een van de favoriete stellingen van Darnton is dan ook : ‘The information society existed long before the Internet.’ Darnton legt een aantal communication networks bloot (en tekent een schema van het netwerk van de veertien arrestanten). Een van de lijnen die hij trekt, is dat van de volkse meezingers; de oorsprongen ervan zijn vanzelfsprekend niet meer vast te stellen.

Maar Darnton trekt ook een highbrow lijn (waarin men dichtte in alexandrijnen). Volgens Darnton begon deze lijn – en dat is belangwekkend - aan het hof in Versailles en eindigde ze in het Quartier Latin. Aangrenzend lag het netwerk van de echte philosophes, van Diderot c.s. Zo slaagt Darnton erin om de ongrijpbare publieke opinie van het achttiende-eeuwse Parijs zichtbaar te maken. Hij doet dat zonder uitvoerig te theoretiseren, uitsluitend aan de hand van documenten.

De muziek

Het tweede voorwerp van onderzoek van dit boek is het verband tussen de tekst van een schimpdicht en de muziek waarop het werd gezongen. Darnton citeert Louis Sébastien Mercier, de schrijver van Tableau de Paris (1781-1788), die daarin al schreef dat er in Parijs geen gebeurtenis was die niet werd verwoord in een lied. Parijzenaars zongen, overal en over van alles. Darnton heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt door vragen te stellen als ’Hoe hebben deze gedichten destijds geklonken? ‘ en ‘Hoe ging men muzikaal om met hun woorden?’

Bij het zoeken naar een antwoord liet hij zich helpen door contemporaine liedboeken, de Chansonnier dit de Clairambault en de Chansonnier dit de Maurepas uit de Bibliothèque Nationale (naast een groot aantal minder bekende liedboeken). Deze liedboeken vermeldden zowel de schimpdichten van de affaire des quatorze als de titels van de populaire liedjes waarop ze werden gezongen. Als sluitstuk van zijn experiment heeft Darnton deze teksten laten uitvoeren door een professionele zangeres, en online gepubliceerd.

Het wetenschappelijk onderzoek van Darnton is voorbeeldig. Er ligt een bewonderenswaardige kennis van de Franse archieven aan ten grondslag. Als steeds is zijn onderzoek breed en berust het op primaire bronnen. Hoewel Darnton in dit boek grenzen opzoekt en hij volop de ruimte neemt voor speculaties, begeeft hij zich daarin niet zonder dit uitdrukkelijk te vermelden. Meestal noemt hij de reden waarom hij iets plausibel acht of iets met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aanneemt. En nimmer begeeft hij zich in het voor de hand liggende anachronisme dat de onvrede van het volk met de koning en zijn maîtresse vooruitloopt op de Franse Revolutie; die zal pas 40 jaar later plaats vinden.

‘It is possible, if only in an approximate way, to make history sing.’ Darnton schreef het over de reconstructive van de gedichten, maar het doet evenzeer recht aan het plezier en de diepgang waar dit zeer oorspronkelijke boek mee is geschreven.

David Peeperkorn is jurist. Hij was advocaat en vervolgens rechter in het Gerechtshof te Amsterdam. Hij is de schrijver van Jean-Jacques Rousseau en zijn uitgever Marc-Michel Rey (Walburgpers, 2009) en heeft bijgedragen aan Ik heb u den Havelaar niet verkocht (Bas Lubberhuizen, 2010).

pro-mbooks1 : athenaeum