Recensie: Landelijk werkgeluid en stadsdestructie

30 november 2015 , door Lodewijk Brunt
| | | |

Willem van Toorn weet veel over bos en hei, polders, bloemen en vogels, maar Het grote landschapsboek is een weidse titel voor een boek met overwegend persoonlijke notities over de omgeving waar de schrijver zijn leven doorbrengt. Zoals een gedetailleerde beschrijving van het Franse gehucht in de Berry, het land van George Sand, waar Van Toorn zijn tweede huisje heeft. Verwacht geen naslagwerk of encyclopedische inventarisatie, eerder beschouwingen – en zijn visie is sterk ‘gekleurd’ door een uitgesproken opvatting. ‘Als je meer mensen leert kennen,’ zegt Van Toorn, ‘ga je ook langzamerhand meer begrijpen van het landschap en van de manier waarop zij ermee omgaan.’ In zijn dorpje is dat ‘vaak zeer luidruchtig’. Hoewel de buren begrip hebben voor het feit dat Van Toorn en zijn vrouw hier ‘rust’ komen zoeken, ben je op het platteland de godganse dag omgeven met ‘geronk, geratel, geraas en gesnerp’. Maar de auteur volstaat zelden met simpele constateringen. Door lodewijk brunt.

Rust

Landbouwmachines hebben een eind gemaakt aan de landelijke stilte, die misschien ooit op het boerenland geheerst heeft – Van Toorn zegt: ‘Geen boompje wordt meer gesnoeid, geknot of omgezaagd zonder kettingzaag, geen heg meer gesnoeid zonder gemotoriseerde heggenschaar.’ Toch is het niet hinderlijk want het gaat om ‘werkgeluid’, stelt Van Toorn vast, en daarom wordt de landelijke rust niet aangetast. ‘Als hier op een akker in de verte ’s avonds laat nog een trekker wordt gestart denk ik: hé, er komt zeker regen, ze moeten de boel droog binnen zien te krijgen.’

In Amsterdam, waar de schrijver eveneens een groot deel van zijn tijd doorbrengt, is de situatie totaal verschillend: ‘Ik word onmiddellijk razend van de eerste de beste idioot die mij lastigvalt met overbodig geluid, versterkte debielenmuziek, nergens toe dienend getoeter, machtswellustige gasgeverij met motoren en scootertjes – allemaal geluid om het geluid.’ Amsterdammers die langs de route van de toekomstige metro wonen, zullen misschien een iets andere opvatting hebben over werkgeluiden, maar je begrijpt ongeveer wat Van Toorn bedoelt.

Het industriële landbouwdenken

Van Toorn maakt zich druk over de fundamentele aantasting van het landschap die zich overal voltrekt en hij wijst op de uitverkoop van natuur en fraaie cultuurlandschappen; twee volstrekt verschillende begrippen, zoals de auteur terecht laat zien. Hij is als polemist fel en meedogenloos, maar te vrezen valt dat hij een verloren strijd voert.

Hij laat zien dat de ‘agrarische edelsocialist’ Sicco Mansholt als een Ceausescu het Nederlandse platteland grotendeels heeft laten verwoesten na de Tweede Wereldoorlog. ‘Het communisme en de ongecontroleerde vrije markt,’ zegt Van Toorn, ‘hebben in hun uitwerking dezelfde vorm.’ Het industriële landbouwdenken doet denken aan de collectivisering achter het IJzeren Gordijn. De Nota Ruimte van de Balkenende-kabinetten is er de blauwdruk van.

Megaprojekten

Van Toorn houdt zich niet alleen bezig met het landschap, hij is net zo begaan met het ‘stadschap’. Twee kanten van dezelfde (ruimtelijke) medaille. Hij had hier nog een paar ‘edelsocialisten’ kunnen noemen, figuren als Han Lammers en Joop den Uyl en hun talrijke kloontjes uit de sociaaldemocratische familie, hebben het nageslacht opgescheept met steenpuisten als de Bijlmer en de afbraak van binnensteden. Zoals er ‘agrofoodcomplexen’ in de polder verrijzen, worden er in stadscentra aan de lopende band commercieel-bestuurlijk-financiële complexen opgericht; steden zijn consumptieparadijzen geworden.

Van Toorn spreekt over ‘megaprojekten’, een woord dat hij expres met een ‘k’ spelt, en hij laat de enorme omvang zien van de destructie die de alomgeprezen ‘marktwerking’ veroorzaakt heeft. Gemeenten in Nederland zijn doorgaans onmachtig om hun stedenbouwkundige bestemming te sturen, zodat de regie wordt overgelaten aan ‘de zich in drommen aanbiedende projektontwikkelaars, vastgoedorganisaties, Real Estate Investment Management Organisations, bureaus voor stedenbouw, parkmanagementbureaus en wat niet al’. Er wordt over de ontwikkelingen gesproken alsof het door mysterieuze krachten van bovenaf bepaald wordt. ‘Maar daarvan is natuurlijk geen sprake’, zegt de auteur, ‘wat wij doen is onze bloedeigen keuze en namens ons is onze overheid er verantwoordelijk voor.’

Het grote landschapsboek is mooi uitgegeven en opgesierd met een paar superfoto’s van Theo Baart, maar de meeste stukken in het boek zijn al eens eerder gepubliceerd, wat soms leidt tot hinderlijke herhalingen. Toch zijn Van Toorns analyses meestal verfrissend en mede daardoor zie je dat de meeste andere schrijvers over architectuur en de vormgeving van stad en land niet verder komen dan de schone schijn. Je zou wensen dat een boek als dit een keer op alle ministeries en gemeentehuizen werd uitgedeeld. Hoewel, zou het wat uitmaken?

Lodewijk Brunt is stadssocioloog.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum