Recensie: Macht én principes? Waarom het CDA de toekomst niet hoeft te vrezen

30 november 2015 , door Peter van Dam
| | | | |

‘Vaker dan welke andere politieke partij dan ook is het CDA dood verklaard,’ schrijft historicus Gerrit Voerman in het recent door hem samengestelde Conjunctuur van de macht. Met hem verwonderen zich veel buitenstaanders over de Nederlandse christen-democraten, ondanks, of misschien juist wel door hun prominente rol in de Nederlandse politiek. Met stijgende verbazing keken ze bijvoorbeeld mee over de schouders van CDA-leden, die zich mochten uitspreken over de mogelijke regeringsdeelname van hun partij. Te midden van de emotionele pleidooien van voor- en tegenstanders van samenwerking met de Partij voor de Vrijheid zochten de toeschouwers naar houvast: hoe verlopen de fronten in deze partij? Welke coördinaten bepalen haar koers? Aan welke tradities kan ze vasthouden na weer een verloren verkiezing, deze woensdag? Twee recent verschenen boeken over het Christen Democratisch Appèl scheppen duidelijkheid. Door peter van dam.

Een onstaansgeschiedenis in harmonie

De zoektocht begint bij de ontstaansgeschiedenis van de partij. Het ligt voor de hand te denken dat de zogenaamde ‘bloedgroepen’ van de in 1980 definitief tot CDA gefuseerde Anti-Revolutionaire Partij, Christelijk-Historische Unie en Katholieke Volkspartij nog altijd een prominente rol spelen. Maar dit spoor loopt al snel dood. In De conjunctuur van de macht zien Ruud Koole en Joop van Holsteyn na een analyse van het ledenbestand van de partij geen aanleiding om bloedgroepen een belangrijke plaats toe te dichten. Katholieke en protestantse leden blijken nauwelijks van elkaar te verschillen.

De overige bijdragen in de aan de dertigjarige geschiedenis van het CDA gewijde bundel bieden evenmin reden om deze bloedgroepen tot uitgangspunt te nemen. De bijdragen suggereren veeleer dat de tot CDA gefuseerde partijen voor het samengaan al zo sterk naar elkaar toe waren gegroeid, dat het samengaan wat betreft de inhoudelijke opstelling van de deelnemers nauwelijks gevolgen had.

Professionals en vrijwilligers

Ook in Gepland toeval van Rien Fraanje en Jouke de Vries vindt de lezer geen aanleiding de partij in termen van bloedgroepen te duiden. Fraanje en De Vries beschrijven in een vlot relaas de herfstdagen van 2001 waarop Jan Peter Balkenende in het CDA aan de macht kwam. Toch speelt Balkenende in Gepland toeval maar een marginale rol. Pas aan het einde van het boek maakt hij zijn opwachting, na de uitvoerig beschreven machtsstrijd tussen partijvoorzitter Marnix van Rij en fractievoorzitter Jaap de Hoop Scheffer.

Niet de bloedgroepen, maar de tegenstelling tussen professionals en amateurs, tussen fractie en vrijwilligers domineren de partij in Gepland toeval. De aan het einde van boek onverwacht gepresenteerde these dat het bij Balkenendes aantreden om een vooropgezet plan zou gaan, lijkt in strijd met de rest van het boek. De latere premier had zichzelf wel goed gepositioneerd binnen de fractie, maar bevond zich vervolgens toch vooral op het juiste moment op de juiste plek. Hij had geen aandeel aan de val van zijn fractievoorzitter. Toen de CDA-kamerfractie na de aftocht van De Hoop Scheffer het initiatief naar zich toe wilde trekken, werd hij als haar logische kandidaat naar voren geschoven.

Personen en netwerken

In de beschrijving van de besluitvorming binnen het CDA schittert én struikelt Gepland toeval. De auteurs bieden een levendig inkijkje in de wijze waarop partijleden zich al improviserend een weg door de politiek banen, coalities smeden, boegbeelden maken en breken. Hier blijken niet de bloedgroepen, noch de tegenstelling tussen fractie en vereniging, maar vooral de persoonlijke netwerken van doorslaggevend belang.

Wie op het goede moment de juiste mensen weet te bereiken, kan succesvol toeslaan. Precies daarom is het erg jammer dat de auteurs zich niet van de medewerking van sleutelfiguren als Balkenende, Jack de Vries en Maria Verhoeven hebben kunnen verzekeren. Daarentegen krijgt het relaas van de tijdens de machtsstrijd opgestapte partijvoorzitter als sympathiek, maar politiek onhandig slachtoffer wel erg veel gewicht.

De kracht van een machtspartij

Hoe vitaal is het CDA na de aftocht van Balkenende? Deze twee boeken suggereren de kans op een zonnige toekomst. Volgens Fraanje en De Vries hield de premier zijn partij de laatste jaren in een verstikkende greep, die de in de oppositiejaren 1994-2002 ingezette vernieuwing in de weg stond. In De conjunctuur van de macht komt eerder het beeld van een stabiele koers met wisselend electoraal succes naar voren. Dat beeld dringt zich althans op tussen de regels van de – ook nu weer gevoerde – heilloze discussie over het al dan niet conservatieve karakter van de partij. Dat levert vooral gesteggel om etiketten op. Toch biedt de bundel in de eerste plaats een gedegen inzicht in de geschiedenis van de partij, waarin alle relevante aspecten aan bod komen: de praktische politiek, de ideologische ontwikkeling, de achterban en haar internationale opereren.

De partij is tot op heden door haar oriëntatie op traditionele christelijke waarden van nature een middenpartij. Mede daarom blijkt ze op haar best in een rol als een machtsbewuste politieke spil. Die rol houdt op haar beurt de aantrekkingskracht op bestuurlijk talent in leven. De auteurs lijken het er over eens dat er toekomst is voor dit CDA – zonder Balkenende, maar wel in diens geest. Niet als conservatieve, ook niet als confessionele, maar als gematigde ‘machtspartij’ van het burgerlijke midden.

Peter van Dam is historicus en docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Van zijn hand verschijnt binnenkort Staat van verzuiling, waarin hij het gangbare beeld van de recente Nederlandse geschiedenis als geschiedenis van verzuiling en ontzuiling als mythe aan de kaak stelt.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum