Recensie: Niets te relativeren bij Bolkestein

30 november 2015 , door Misha Velthuis
| | |

Het archetype van de wereldvreemde radicale intellectueel, daarop opent Frits Bolkestein de aanval in De intellectuele verleiding. Al eeuwen brengen deze types de meest destructieve ideologieën aan de man, en dat moet maar eens ophouden. In plaats van de politiek te laten leiden door onrealistische abstracte ideeën en naïeve utopieën moeten we de rede en het gezond verstand laten zegevieren.
Bolkesteins boek wordt gedragen door dertig jaar ervaring in de politiek (en bijbehorende mooie anekdotes) en het aanstekelijke cynisme van een optimistische liberaal met een pessimistische mensbeeld. Maar hoewel zijn pleidooi voor de rede stand houdt, heeft hij in zijn aanval op de intellectueel een aanzienlijk liberaal bord voor zijn kop. Door misha velthuis.

Het belang van praktijkervaring

Een van de centrale punten in Bolkesteins boek is dat praktijkervaring van groot belang is voor de juiste politieke oordeelsvorming – en dan vooral praktijkervaring in de politiek. Bolkestein zelf beschikt over deze ervaring. Van 1978 tot 2004 was hij in verschillende functies actief in de Nederlandse en Europese politiek – een uitstekende basis voor een politiek betoog tegen misplaatst intellectualisme dus.

Om zijn pleidooi voor het gezonde verstand kracht bij te zetten duikt Bolkestein in het eerste deel van zijn boek de geschiedenis in. In een uitvoerige beschrijving van het Duitse Idealisme, de daarop aansluitende filosofie van de wil, en het uiteindelijke fascisme en nationaal socialisme probeert hij zijn boodschap te onderbouwen: wanneer de ‘op praktijkervaring gefundeerde rede’ verdwijnt, breekt de hel los.

Op deze historische beschouwing volgt het tweede deel van het boek: een bespreking van een aantal hete onderwerpen uit de hedendaagse politiek. Bolkestein neemt de Europese Unie, ontwikkelingshulp, de protestbeweging van ’68 en de multiculturele samenleving op de korrel, en zoekt de confrontatie op met alles dat niet voldoet aan de voorwaarden van ‘gezond verstand’. Hier spreekt jarenlange politieke ervaring in een conservatief liberaal colbertje, vooral in zijn kritiek op de protestbeweging van ’68:

‘Drugs werden aangeprezen als een middel om je van conventies te bevrijden. “Turn on, tune in, drop out.” Het was een kortzichtige visie, want we kunnen niet zonder de politie, en drugs zijn afschuwelijk.’

Je zou hierbij verwachten dat hij in dit tweede deel veel gebruik maakt van de historische opzet die toch meer dan tweederde van het boek beslaat. De auteur laat die koppeling echter vrijwel volledig over aan de lezer. Dat past in zeker opzicht misschien bij zijn liberale gedachtegoed, maar het is in ieder geval geen ‘optimalisering van de toegevoegde waarde van zijn boek’. Hoe verhoudt het hedendaagse cultuurrelativisme zich tot het vroege relativisme van Johann Gottfried Herder? Als je de lezer eerst 216 pagina’s laat investeren in een historische context, moet je later wel dividend uitkeren in de vorm van scherpe vergelijkingen.

Historische vergelijking

Het is misplaatst dat Bolkestein juist op dit punt steken laat vallen – in hoeverre gaat de gelijkenis op tussen het historische en hedendaagse relativisme? Het is geen triviale kwestie, want uit het relativisme van Herder volgden volgens Bolkestein de dodelijke ideologieën van de twintigste eeuw. Zijn we op hetzelfde pad beland?

Bolkestein lijkt te suggereren van wel; volgens hem zijn het allebei aanvallen op de rede. Maar is dat wel zo? De Duitse Idealisten gaven expliciet af op de rede – zij gaven de voorkeur aan gevoel en intuïtie – maar binnen de hedendaagse relativistische stromingen zijn er genoeg die hun conclusies met logica en rede onderbouwen. Sterker nog, het zijn mensen als Joris Luyendijk die op basis van precies die praktische alledaagse ervaring die Bolkestein zo waardeert tot relativistische conclusies komen (vooral in Het zijn net mensen). Op sommige vragen blijken wel degelijk ‘meerdere antwoorden goed te zijn’.

Over het geheel zet Bolkestein zijn eigen liberalisme op een voetstuk (van de rede en gezond verstand) en schetst hij van de alternatieven slechts karikaturen. Daarmee verhult hij de redelijkheid en bruikbaarheid van de genuanceerde versies van deze alternatieven.

Liberale missers en het missende populisme

Door het liberalisme op een voetstuk te plaatsen faalt Bolkestein er bovendien in zijn terechte kritiek consequent toe te passen. Het lijkt erop dat de man die anderen zo graag van hypocrisie beschuldigt, hier zelf niet vrij van is.

Door het hele boek geeft Bolkestein af op de intellectueel die zonder ervaring, en zonder kennis van de dagelijkse praktijk de politiek radicaal probeert te veranderen. Hij wijst terecht op de misdaden van Mao en Stalin. Echter, wanneer Bolkestein de desastreuze geforceerde liberalisering van noodlijdende Afrikaanse landen in de jaren tachtig en negentig behandelt, verandert zijn visie plotseling. In dit geval gaat het volgens Bolkestein niet over de schadelijke gevolgen van intellectuelen zonder kennis van de dagelijkse praktijk, maar simpelweg om een mislukte ‘goedbedoelde’ actie.

Bolkestein past zijn terechte waarschuwing – pas op voor de gevaarlijke ideeën van wereldvreemde intellectuelen – hier dus niet consequent toe. Het lijkt alsof hij zijn liberalisme hiermee bewust ontziet, om zelfs de schijn van relativisme te vermijden.

Tot slot is er de kwestie Geert Wilders en zijn populisme . Die hangt als een schaduw over het boek, maar wordt geen enkele keer aangestipt. Zoals Meindert Fennema al eerder schreef, is Wilders sterk beïnvloed door het gedachtegoed van Bolkestein. In dit opzicht is Bolkesteins kritiek op de multiculturele samenleving een welkome onderbouwde versie van de losse slogans van Wilders. Maar hoewel Bolkesteins boek in dit licht extra interessant is, is het gemis van een hoofdstuk over populisme schrijnend. Als de rede tegenwoordig onder druk staat, dan speelt het populisme daarin een grote rol. Je kunt daar simpelweg niet omheen.

Schotse verlichtingsdenkers

Tot zover mijn kritiek. Ik kan dit stuk niet negatief afsluiten, al is het maar omdat ik veel van Bolkesteins liberale idealen deel. Zijn oproep om de liberale fundamenten van onze samenleving met meer verve te verdedigen is terecht, en zijn pleidooi voor de rede komt geen moment te vroeg. Daarbij is zijn voorliefde voor de Schotse verlichtingsdenkers aanstekelijk. Hoe zeer hun ideeën later ook zijn misbruikt, het oer-liberalisme van hun ‘kapitalisme met bescheiden regering’ blijft een aantrekkelijk verhaal. Ten slotte valt niet te ontkennen dat het soms goed voelt om postmoderne filosofen van hun troon te stoten, zoals Bolkestein doet in zijn beschrijving van de Sokal-affaire.

‘Alan Sokal (1955) was een Amerikaanse hoogleraar in de mathematische fysica die zich vele jaren ergerde aan de hocus pocus van filosofen, de Franse in het bijzonder, die zich bedienden van een pseudowetenschappelijke terminologie zonder zelf te begrijpen waar ze het over hadden.’

Is De intellectuele verleiding een aanrader? Dat ligt eraan. Iemand die op zoek is naar een heldere ideeëngeschiedenis van de kritiek op de verlichting zou ik verwijzen naar Occidentalisme van Ian Buruma en Avishai Margalit. Iemand die geïnteresseerd is in de EU zou ik doorsturen naar Enzensbergers Het zachte monster Brussel of Europa in de klem, en iemand die meer wilt weten van ontwikkelingssamenwerking in Afrika zou ik doorsturen naar Ellis’ Het regenseizoen. Maar iemand die op zoek is naar een prettig leesbare, interessante en overtuigende uitwerking van het liberale perspectief op deze onderwerpen stuur ik echter zonder enige twijfel door naar Bolkesteins boek.

Misha Velthuis studeerde Fysische Geografie (BA) en Politicologie, richting Internationale Betrekkingen (MA). Momenteel verzorgt hij werkgroepen politicologie aan de UvA.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum