Recensie: Op de knieën voor werk

30 november 2015 , door Emilie Franse
| | |

Het is crisis. De media lopen over van verontrustende berichten. De economie zou zich op de rand van de afgrond bevinden, alsof de wereld ieder moment kan instorten. Toch gaat het alledaagse leven door. Voor sommigen vrijwel onveranderd; voor anderen breken zware tijden aan. Journaliste Florence Aubenas, die in 2005 nog als correspondente voor Libération in Irak gegijzeld werd, besluit de gevolgen van de crisis voor een groep zwaar getroffenen van binnenuit te ervaren. Ze wordt werkzoekende onder de vele werklozen. Ze stelt zichzelf tot doel een vaste aanstelling te bemachtigen, met een middelbare schooldiploma als enige bagage. In haar boek De bodem van de pan (Le quai de Ouistreham, vertaald door Frans van Zetten) doet ze levendig verslag van haar experiment. Wat leert zij ons over het abstracte begrip ‘crisis’? Door emilie franse.

Bodem van de pan

Begin 2009 huurt Aubenas een eenvoudig gemeubileerd appartement in Caen, niet ver van Parijs. Ze schrijft zich in bij alle lokale uitzendbureaus. Als ze informeert naar een vacature die in de etalage staat aangekondigd voor ‘Verkoop, adviseur op dierengebied’ bij de afdeling dieren van een grote supermarkt, wordt ze met haar neus op de feiten gedrukt.

'U komt daar echt niet voor in aanmerking. [...] Ik zie hem zoeken naar een woord dat, zonder kwetsend te zijn, toch realistisch is. Hij heeft het gevonden en glimlacht breed: U bent meer de bodem van de pan, mevrouw.'

Op advies van een medewerker bij Pole Emploi (de Franse overheidsdienst die sinds 2009 werklozen registreert, helpt een baan te zoeken en financieel ondersteunt) besluit Aubenas zich te specialiseren in schoonmaakwerk. Ze heeft recht op een eendaagse cursus ‘bijscholing schoonmaakwerk’, een ‘workshop Curriculum Vitae’ en ‘begeleiding voor werkzoekenden’.

Aubenas solliciteert op uiteenlopende vacatures – bij voorkeur als er bij staat ‘ervaring niet vereist’ – en zorgt bij een bezoek aan de schoonmaakbeurs dat haar cv bij vele bedrijven in handen is. Zo nu en dan krijgt ze een invalklus van een aantal uren. Via schoonmaakbedrijf L’Immaculée (letterlijk ‘De onbevlekte’) krijgt Aubenas een aanstelling voor drie uur schoonmaakwerk iedere zaterdagochtend op een vakantiepark. Ook op de veerboot van Ouistreham wordt ze in dienst genomen: samen twaalf betaalde uren per week.

Ze realiseert zich dat het geen zoektocht is naar een baan, maar een kwestie van betaalde uren sprokkelen. In slechte gevallen kost de reistijd van de ene naar de andere klus net zo veel tijd als de uren waarvoor ze betaald wordt. Een auto is noodzakelijk, de reiskosten onvermijdelijk. 'Vind je niet dat we veel tijd verspillen voor het loon dat we krijgen?' merkt Aubenas op tegen een collega. 'Ze begrijpt me niet. Waar kom ik vandaan, dat ik niet weet dat zoiets normaal is? Voor haar ochtendbaantje is ze drie uur reistijd kwijt.'

Goffman’s dramaturgie

Sociologisch interessant is de wijze waarop Aubenas de kloof aangeeft tussen de schoonmakers en de andere mensen in een bedrijf. Zoals socioloog Erving Goffman beschrijft in zijn Dramaturgie van het dagelijks leven bestaan er ongeschreven regels waar de mensen zich in hun ‘rol’ als schoonmaker aan houden:

'Op de locaties waar ik eerder werkte, heb ik nog nooit ook maar een van ons de koffie- of snoepautomaat zien bedienen. Het is niet verboden, het is onvoorstelbaar. Je blijft er liever uit de buurt – uit angst misschien voor de verdenking dat je rond het ding staat te lanterfanten –, behalve op de veerboot waar iedereen even stilstaat om een grote klap tegen het apparaat te geven in de hoop er iets uit te krijgen, munten of chocola. Kopen doe je er nooit iets. Zonder dat het gezegd wordt, weten we dat de automaat er niet is voor ons, hij behoort tot een andere wereld waar wij geen toegang toe hebben, een wereld waar men tijdens het werk zijn mobiele telefoon opneemt als die afgaat en waar men niet uitrekent hoeveel tijd het zal kosten om naar het toilet te gaan.'

Weinig geld, weinig respect

De meeste schoonmaakklussen worden betaald volgens het minimumloon: 8,71 euro bruto per uur. Als een klus langer duurt dan voorzien wordt de extra gewerkte tijd niet betaald. En het werk is zwaar: 'Aan het eind van de dag hebben we stramme benen, stijve knieën en twee slappe armen, die zwaarder wegen dan onze emmers.'

Treffend omschrijft Aubenas de armoede en de omstandigheden die ze aantreft bij lotgenoten. Een vrouw heeft kiespijn. Omdat behandelingen vaak niet worden vergoed wacht ze tot al haar tanden rot zijn om ze in het ziekenhuis te kunnen laten trekken, in een keer, onder algehele verdoving.

'Iedereen doet dat, tegenwoordig. Ze kijkt me aan alsof ik van de maan kom. Bij haar man is het al gebeurd. Na de operatie word je wakker en alles is verdwenen zonder dat je ergens iets van gemerkt hebt, je gaat heel snel naar huis, je eet een maand lang puree en dan bestel je een kunstgebit, dat wordt vergoed door het ziekenfonds.'

Een terugkerend thema in haar verslag van haar zoektocht is dat Aubenas en haar lotgenoten niet zelden respectloos of zelfs onbeschoft worden behandeld door werkgevers of hoger geplaatsten. De grote baas van het vakantiepark schiet uit zijn slof tegen de schoonmakers als blijkt dat zij de T-shirts en balpennen niet hebben meegenomen die hij de vorige keer heeft uitgedeeld: 'Maar dat is toch niet mogelijk! Wat een stelletje stommelingen! Hoe kan een mens zo stom zijn, het is niet te geloven.'

Missie geslaagd

Na zes maanden ‘betaalde uren sprokkelen’ krijgt Aubenas een vast arbeidscontract aangeboden. Haar missie is geslaagd, haar experiment beëindigd. Een echte baan voor iemand anders wil ze niet in de weg staan.

In tegenstelling tot andere journalisten die vergelijkbaar participerend onderzoek uitvoerden – waarvan Günter Wallraff waarschijnlijk de bekendste is, die in de jaren tachtig undercover werkte als Turkse gastarbeider in de Duitse industrie – behoudt Aubenas haar identiteit en laat zich leiden door de situatie. Ze wordt een van de duizenden werklozen op zoek naar werk en accepteert alle beperkingen die daarbij horen. Haar verslag is gebaseerd op persoonlijke ervaringen van haarzelf en van de mensen die ze ontmoet.

Van Le Quai de Ouistreham werden in Frankrijk 300.000 exemplaren verkocht; naast een Nederlandse is er ook al een Engelse vertaling. Aubenas houdt de lezer geen statistieken of algemene feiten voor, maar geeft de crisis een gezicht. Dat maakt haar boek succesvol. En het is niet alleen goed geschreven, Aubenas maakt pijnlijk duidelijk hoe het werklozen in de postindustriële samenleving afgaat, waar ze mee moeten leven: er is geen zekerheid, en geen respect.

Emilie Franse is socioloog en boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum