De Amsterdamse Wibautstraat is de lelijkste straat van de wereld. Wie daar een goed woord voor over heeft, moet lef hebben. In Terug naar de stad neemt Jos Gadet de handschoen op. Hij fietst iedere dag door de Wibautstraat op weg naar zijn werk bij de Dienst Ruimtelijke Ordening en hij geniet met volle teugen. De straat doet hem denken aan Amerikaanse steden, zegt hij, bovendien ben je er snel doorheen. Een straat met mogelijkheden. 'Je kunt er alle kanten mee op omdat de bebouwing uiterst flexibel is en gemakkelijk te transformeren.' Ja, het staat er echt! Uiterst curieus voor een geograaf die wegloopt met Jane Jacobs en nog uitbundiger dan zij de lof zingt van de menselijke maat.
Terug naar de stad is een persoonlijk boek. De auteur is ooit uit Limburg naar Amsterdam gekomen om te studeren en is er blijven hangen. Hij kwam in een beroerde periode: de stad liep leeg en de verloedering sloeg toe. Overloopgebieden als Purmerend en Zoetermeer schoten de grond uit. Maar hij heeft ook de omslag meegemaakt, de hernieuwde populariteit van de stad en de wijzigingen in de stedelijke bevolking. De eenpersoonshuishoudens zijn spectaculair gegroeid tegen de achtergrond van de opkomende kenniseconomie. Aan de hand van zijn eigen geschiedenis loopt hij de ontwikkelingen na, vanaf zijn woning in de buurt van het Olympisch Stadion tot waar hij nu woont, tegenover het Amstelstation. Maar waarom Terug naar de stad? Gezien de loopbaan van Gadet zou je eerder zeggen Op weg naar de stad.
Gadet is op z'n best in gedetailleerde beschrijvingen van plekken in de stad, je merkt dat hij veel rondloopt. Hij heeft een scherp oog voor de gelaagdheid van de stad, waardoor hij de dynamiek voor het voetlicht kan brengen. Een fraai voorbeeld is het hoofdstuk over volksbuurten. Als jochie logeerde hij dikwijls bij familie in de Van Speijkstraat, een nette buurt voor de lagere middenklasse. In de loop der jaren zag hij de buurt radicaal veranderen. Eerst de welvaartsgroei, daarna de uittocht naar Heerhugowaard of Almere en daarna troosteloos verval. 'De jaren tachtig en negentig waren verbijsterend,' schrijft Gadet, 'dichtgespijkerde panden, rommel op straat en straten vol migrantenkinderen'. Er had zich 'een transitie voltrokken van een lagere middenklassebuurt met joviale Amsterdamse uitstraling naar een buurt waarin kansarme autochtone bewoners achterbleven en kansarme migrantengezinnen instroomden.' Maar recent is er opnieuw een ander tijdperk aangebroken, stadsdeel De Baarsjes is weer in trek. Je kunt het aflezen aan nieuwe bedrijvigheid, trendy uitgaansgelegenheden en de prijzen per vierkante meter.
De Van Speijkstraat staat model voor tal van andere buurten, ook buiten Amsterdam. De opleving van zulke straten en buurten is toe te schrijven aan wat Gadet lijkt te beschouwen als de stedelijke oerkracht bij uitstek: de organische menging van functies en bevolkingsgroepen in het 'stedelijke weefsel.' Dit toverwoord is afkomstig van Jane Jacobs die het heeft uitgewerkt in haar beroemde Death and Life of Great American Cities. De herleving van de stad die zich sinds een jaar of tien uitdrukkelijk manifesteert, is hieraan toe te schrijven. Het stedelijke weefsel 'rolt uit' over de stad, zegt Gadet, in kreupele beeldspraak. Werd het centrum van Amsterdam, een organische stad bij uitstek, nog in Gadets jonge jaren begrensd door de Singelgracht, nu heeft een veel groter gebied de vereiste kenmerken. De Pijp, bijvoorbeeld. Kenmerkend voor het stedelijke weefsel in Amsterdam is de verhouding werkers en bewoners, namelijk één op één. Bijna geen stad ter wereld die daaraan kan tippen. De kenniseconomie gedijt bij uitstek in zo'n omgeving.
Gadet gaat ver in zijn ophemeling van de organische stad, maar ook in zijn afkeer van alles wat riekt naar Le Corbusier en zijn Amsterdamse profeet Cornelis van Eesteren, de grote propagandisten van de functiescheiding. Waar het gedachtegoed van Le Corbusier heeft rondgezongen, wil niets meer groeien. Amsterdam zal nooit een echte metropool worden, suggereert Gadet, omdat zich in de naoorlogse tuinsteden in West en Zuid nu eenmaal geen organische stad kan vestigen. Om dezelfde reden zal Almere nooit een stad worden. Hij overdrijft. Net als voor Jane Jacobs is de organische stad voor hem een idylle; in zijn woorden 'een "orgaan" van interactie, ideeën en tolerantie.' Gadet bewondert eveneens stadsonderzoekers als Sharon Zukin (The Naked City) en Michael Sorkin (Twenty Minutes in Manhattan), maar die laten de vooringenomenheid van Jacobs duidelijk zien: de idylle die zij beschreef, Greenwich Village, bestaat allang niet meer. De auteur heeft er blijkbaar overheen gelezen. Jammer dat hij de honderdjarige traditie van stadssociologisch onderzoek naar de organische stad buiten beschouwing heeft gelaten. Zijn boek had er bij kunnen winnen. Die tochten door de Wibautstraat hadden iets beter benut kunnen worden.
Lodewijk Brunt is stadssocioloog.