Recensie: Oranje boven, over ontevredenheid

10 mei 2011 , door Pieter Hoexum
| | |

Ergens midden jaren negentig kwam de in filosofen gespecialiseerde Duitse biograaf Rudiger Safranski signeren bij Athenaeum Boekhandel. Het was geloof ik ter gelegenheid van het verschijnen van een Nederlandse vertaling van Het kwaad. Het was op een zondagmiddag en het was heel mooi weer – er kwam dus geen hond. Maar Safranksi scheen dat niet te deren, hij zat aangenaam aan een pijp lurkend wat te keuvelen met enkele bekenden die langs kwamen. Ik liet me later tegen Jacques Asselman, de legendarische oud-medewerker van Athenaeum Boekhandel, ontvallen dat  Safranksi eruit zag zoals je je een filosoof uit Duitsland voorstelt: met een baardje, een pijp en een ‘denkfrons’ op het voorhoofd gebeiteld. ‘Nou,’ zei Jacques, ‘dan had je het signeren van Peter Sloterdijk mee moeten maken.’ Door pieter hoexum.

 

Nooit blootgesteld aan autoriteit

Jacques legde uit dat, toen de vraag naar Sloterdijks destijds pas verschenen Kritiek van de cynische rede niet te stillen bleek en integendeel alleen maar toenam, men besloot die onbekende Duitse filosoof met die Nederlandse naam uit te nodigen voor een signeersessie. Tot ieders verbijstering verscheen hij geheel in het oranje. En dat had niets met zijn eventuele koningsgezindheid te maken of zijn Nederlandse afkomst (zijn vader was Nederlander, maar hij is geboren en getogen in Duitsland). Nee, Sloterdijk bleek in Bhagwan te zijn.

Presentatie Peter Sloterdijk, Kritiek van de cynische rede. Foto copyright (c) Ewoud de Kat.
De presentatie van Kritiek van de cynische rede. Foto © Ewoud de Kat.

Ik kon het eigenlijk niet geloven, maar trof later in een interview wel een bevestiging van dit gerucht. Sloterdijk vertelde daarin dat hij zonder zijn (Nederlandse) vader opgroeide en zodoende nooit was blootgesteld aan de autoriteit die een vader uitoefent over zijn zoon. Lange tijd zocht hij wel een vader, en die zoektocht zou hem onder meer naar Poona (India), bij de Bhagwan brengen. ‘Maar uiteindelijk had de vaderlijke autoriteit geen vat op mij.’

Inderdaad is Sloterdijk altijd een soort schooljongen en pestkop gebleven die niet ophoudt tegen heilige huisjes en zere benen te schoppen. Dat deed hij al in de kritiek van de cynische rede en dat is hij blijven doen. In zijn magnum opus, de Sferen-trilogie was hij was misschien wat bedachtzamer, maar met Regels voor het mensenpark sloeg hij weer toe. En in het nu vertaalde Je moet je leven veranderen gaat hij ook weer de netelige kwesties en hete hangijzers van deze tijd bepaald niet uit de weg: ethiek, religie, spiritualiteit, techniek... het komt allemaal aan bod en over alles heeft Sloterdijk wel iets  prikkelends en vaak iets schokkends te melden.

Van Nietzsche via Heidegger naar Foucault

Een echte verwijzing naar Bhagwan was ik in Sloterdijks werk nog niet tegen gekomen, maar uit nieuwsgierigheid opende ik ook dit boek weer achterin, bij het register van personen. En verdomd als het niet waar is, daar staat een verwijzing naar Bhagwan Shree Rajneesh. Voordat ik de bladzijde opsloeg waarnaar verwezen werd (293) snuffelde ik eerst maar eens verder in dit register. Plato heeft veel verwijzingen, maar Nietzsche spant duidelijk de kroon, gevolgd door Heidegger en Foucault. Dat roept het vermoeden op dat dit boek wel eens over Nietzsche zou kunnen gaan en wat Heidegger en Foucault over hem te berde hebben gebracht – en Sloterdijk zal daar dan nog wel wat aan toe te voegen hebben. Inmiddels, na lezing, durf ik het boek wel zo samen te vatten: van Nietzsche’s ‘Übermensch’ gaan we via Heideggers ‘Sorge’ naar Foucaults ‘Zorg voor zichzelf’ om uit te komen bij Sloterdijks ‘Antropotechniek’.

Ter geruststelling: Bhagwan komt slechts terzijde ter sprake. Toch lijkt me veelzeggend dat Sloterdijk hier een soort cynische bewondering voor de goeroe uitspreekt. Sloterdijk omschrijft Bhangwan als ‘een Duchamp van het spirituele veld’, die ‘alle betreffende tradities [veranderde] in religietechnisch speelgoed en mystieke readymades’. De spirituele leermeester (‘oefenmeester’ in Sloterdijks jargon) voelde volgens Sloterdijk feilloos de neoliberale tijdgeest aan toen hij aan het einde van zijn leven zijn naam veranderde in ‘Osho’, waarmee hij voor zichzelf een ‘label met toekomstperspectief creëerde’, volgens Sloterdijk een sterk staaltje van ‘rebranding’.

Overmaat en ontevredenheid

Het zou onzinnig zijn het boek samen te willen vatten. Het barst uit zijn voegen. Sloterdijk is overvloedig en vrijgevig uit principe. Overmaat is zijn methode. Een van de vele, zeer vele ‘vondsten’, zijn de memoires van Carl Hermann Unthan (1848–1929), de man die zonder armen werd geboren en desondanks als vioolvirtuoos de wereld veroverde. Met grote instemming citeert Sloterdijk de slotsom van Unthans zelfonderzoek, wat zijn memoires feitelijk zijn. Sloterdijk noemt het  Unthans ‘belijdenis’, maar je zou het ook een soort samenvatting kunnen noemen van Sloterdijks eigen boek.

‘Ik ben nog nooit een mens tegengekomen met wie ik, alle omstandigheden in aanmerking genomen, had willen ruilen. Ik heb oprecht gevochten, meer nog met mezelf dan met de wereld om me heen, maar al die mooie psychische genietingen, die me juist door de gevechten vanwege mijn armsloosheid ten deel vielen, zou ik voor geen goud willen missen.’

Een banale samenvatting van Sloterdijks boek zou zijn: oefening baart kunst, levenskunst in dit geval. De mens is een wezen dat droomt, dat geen genoegen kan nemen met wat het aantreft. Het ‘basiskamp van de alledaagsheid’ wil de mens overstijgen, maar tot op welke hoogte? In één woord gaat het boek over ontevredenheid. Sloterdijk stelt een belangwekkende vraag: wanneer mogen we tevreden zijn met onszelf?

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

pro-mbooks1 : athenaeum