Recensie: Pelgrim met jezelf

17 augustus 2011 , door Godeke Donner
| |

Waarom onderneemt iemand op zeventigjarige leeftijd een pelgrimstocht? En wat is dat vandaag nog, pelgrimeren? Onlangs werd op internet het pelgrimsgehalte besproken van een bedevaart per elektrische fiets. Maar uit de losse hand mogen we wel veronderstellen dat het zowel een fysieke als introspectieve uitdaging is.
Colin Thubron (1939) gaat beide aan. In 2009 maakte hij een bedevaart naar de berg Kailash in Tibet en schreef een weergaloze kroniek, Naar een berg in Tibet (To a Mountain in Tibet, vertaald door Suzan de Wilde) over zijn tocht. ‘Omwille van de doden,’ zegt hij. ‘Soms wordt een reis aangevangen lang voordat de eerste stap wordt gezet. De mijne begint, zonder dat ik het weet, in de zaal van een ziekenhuis, wanneer de laatste van het gezin waar ik uit kom, overlijdt.’

Ter verwerking en voor de leesstoel

Nu hij na de dood van zijn moeder verder door het leven moet zonder nog enige naaste familie, besluit hij deze zware en gecompliceerde reis te maken. Zwaar omdat Thubron vanaf drieduizend meter hoogte moet klimmen. Gecompliceerd omdat je niet zomaar Tibet binnenvliegt. Vanuit Nepal trekt hij eerst 160 kilometer door de westelijke Himalaya. Met grote omzichtigheid moet hij met twee Nepalese gidsen de grens oversteken. Aan de andere kant wacht een gezelschap van zeven Engelse trekkers waarbij hij zich moet aansluiten. Anders zou hij West-Tibet helemaal niet binnenkomen.

Compleet met kleurrijke beschrijvingen van de monniken, evangelisten, medepelgrims en autoriteiten die hij onderweg tegenkomt, weet Colin Thubron als geen ander de mystiek van de plaats te treffen. Hij behoort dan ook tot het oude gilde van armchair travel writers. Lang voordat we zelf allemaal naar de uithoeken van de wereld trokken, bereisden die de verre, onherbergzame streken en vertelden er ons, gezeten in onze leunstoel, over. Als Etonian trok Thubron na een korte carrière als journalist naar landen als Syrië, Libanon, China en Rusland en schreef er in totaal zo’n vijfentwintig reisboeken en romans over. De bekendste ervan zijn Shadow of the Silk Road, Among the Russians en Behind the Wall. Ook schrijft hij nog altijd met verve recensies voor The New York Times, The New York Review of Books en The Times Literary Supplement.

De onneembare berg

In de mystieke geschiedenis van Tibet speelt de berg Kailash en het aangrenzende meer Manasarovar een voorname rol. De berg zou de oorsprong zijn van de vier belangrijkste rivieren van India. Over het meer ligt de as van Gandhi uitgestrooid.  

De berg Kailash lijkt een kegel maar is in feite een steile piramide met een vlakke zijde op elke windrichting. Het patroon waarin de smeltende sneeuw van de hellingen loopt, vormt een swastikateken, wat in India een geluksteken is. De bedevaart houdt een ‘kora’ in, een rondgang om de berg. Nooit werd de berg, 6600 meter hoog, beklommen. Beroemde alpinisten hebben pogingen ondernomen, maar de berg is simpelweg onneembaar, alleen al vanwege de lawines. Vooral echter wordt de klim belet door de Tibetanen zelf. Zij willen hun goden niet verstoren.

Wat China in Tibet heeft aangericht mag bekend worden verondersteld. Alles wat oud was, wat naar boeddhisme zweemde en op afbeeldingen en papier was overgeleverd werd vernietigd. Van de meer dan zesduizend kloosters en tempels bleven er niet meer dan dertien over. Tot 1962 was de pelgrimstocht naar de heilige berg nog toegestaan. Maar vier jaar voor de Culturele Revolutie verboden de Chinezen alle pelgrimage ernaartoe, al werden er in het geheim nog steeds tochten gemaakt. Pas in 1981 kregen de eerste Tibetanen en Indiërs weer toestemming om erheen te gaan. Twaalf jaar nadien mochten enkele trekkers de grens van Nepal en Tibet oversteken. En in 2009 is Thubron er daar een van.

De graafmachine in je hoofd

In alle vroegte mengt hij zich tussen de honderden bedevaartsgangers die onder het wakend oog van Chinese militairen en politie de kora inzetten. Er zijn er die bij wijze van extra boetedoening na elke derde stap zich voorover ter aarde werpen met de armen voor zich uit. Hier heerst ‘geïntensiveerde heiligheid,’ waar zelfs verering van buiten boeddhisme en hindoeïsme plaatsvindt.

‘Je kunt je verdriet er niet uitlopen, dat weet ik, of jezelf het feit vergeven dat je nog wel leeft, of iemand terugkrijgen. Je blijft slechts achter met de wens dat de dingen niet zijn zoals ze zijn. Dus kies je een betekenisvolle plek op aarde uit, alsof je een wereldlijke pelgrimage voorbereidt. Maar de betekenis is niet die van jezelf. Dan ga je op reis (dat is tenslotte mijn beroep), en ga je te voet naar een plek die ver uitstijgt boven je eigen geschiedenis, bij het geluid van de rivier die de andere kant op stroomt. Ten slotte kom je tot rust bij een berg die voor anderen heilig is.’ 

Ontroerend zijn de passages waarin Thubron terugkijkt op het leven van zijn moeder, en dat van zijn zuster die op 21-jarige leeftijd tijdens het skiën in de Alpen omkwam. Na het ongeluk gaan er vele jaren overheen voordat zijn moeder weer een glimlach kan produceren en jaren voordat hij weer in de bergen komt. Op deze tocht spreekt hij in gedachten zijn zuster toe:

‘Ik ben nog maar negentien en ik rouw, heel zelfzuchtig, om degene die jij voor mij geweest had kunnen zijn. Even hoor ik je stem luchtig naast me opklinken. We naderen de zesduizend meter. Gaat het wel goed met mij? Dagdromende broer. Geen verantwoordelijkheidsgevoel. Ja, het gaat goed met mij. Heel lang ben ik de persoon kwijt geweest die ik in jouw aanwezigheid was. En ik heb me zo vaak jouw gezicht weer voor de geest gehaald, dat die beelden voor de echte jij schuiven.’

Thubron weet de kern van zijn bedevaart haarfijn onder woorden te brengen. Of het nu door de vigerende mystiek komt, door de hoogte, de afzondering, de ontberingen onderweg of omdat niemand onderweg uit zijn eigen wereld komt, de graafmachine in zijn hoofd gaat aan het werk. Grenzen van tijd, van leven en van dood doen niet meer mee. Het is alsof Thubron wil zeggen: welke boetedoening of persoonlijke tragedie een pelgrimstocht ook mag inspireren, de enige met wie je die weg aflegt ben je zelf.

Godeke Donner studeerde Nederlandse Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap en woonde onder andere in Madrid, Buenos Aires, Paramaribo en Jakarta.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum