Recensie: Pseudo-debutanten en verlangen naar Borges

30 november 2015 , door Bob Hopman
| | | | | | | | | | | | |

In een pessimistisch gestemd essay met als titel ‘Infantiele vijandigheid’ – een pessimisme dat gedeeltelijk voortkomt uit de  bezuinigingen op cultuur – citeert de anonieme auteur (er wordt ondertekend met ‘From the book depository’) het NRC Handelsblad over het slinkende nut van literaire tijdschriften. De functie zou verdampt zijn, want ‘debutanten publiceren meteen een boek’. Hollands Maandblad 6/7 van 2011, waarin het stuk verschijnt, bewijst het tegendeel. Debutanten, bijna-debutanten en pseudo-debutanten sieren dit nummer. Door bob hopman.

Nieuwe oude garde

Arnon Grunberg levert een grote bijdrage met ‘Welkom thuis’ en valt in de derde van de genoemde categorieën. De auteur gaf in zijn romans en verhalen al vele bewijzen van zijn kunde en heeft aldus in een literair tijdschrift nog maar aan één eis te voldoen: hij moet mij als lezer verrassen; in die zin is ook Grunberg altijd een soort debutant.

De auteur slaagt met vlag en wimpel. Een veteraan, Mark, vindt geen thuis meer in zijn woning en gezin, zo eenvoudig is de plot. En hoewel Grunbergs bekende cynisch-absurdisme ook in het verhaal te vinden is, zoals wanneer Marks echtgenote ’s nachts midden op straat stil gaat staan en schreeuwt: ‘mijn kut is niet Afghanistan’, is de pijn van de hoofdpersoon schrijnend, menselijk en angstaanjagend geloofwaardig, anders dan in veel van Grunbergs vroegere romans.

Hugo Brandt Corstius komt ook over de brug met een verrassende bijdrage: een beeldgedicht. Dat is het inhoudelijk, want een opsomming van onderling losstaande beelden en dogma’s, maar ook qua vorm: het is een spel met klinkers en cijfers en daarmee een ode aan onder andere Hendrik de Vries, die ‘van alle […] dichters Corstius’ dertien klinkers het vaakst gebruikte.’ Het is in al zijn complexiteit de moeite waard, wat helaas minder geldt voor Leo Vromans bijdrage. Hij levert eenvoudige beelden, beschrijft in het kort het ouder worden, maar doet dat oppervlakkig. Ik mis de vroegere, soms mystieke maar veelal gelaagde Vroman in deze verzen.

Debutanten en bijna-debutanten

De kwaliteit van de nieuwere schrijvers is wisselend. Vooral debutant Jochem van Dijssel en Revka Bijl, die eerder al eens in Hollands Maandblad schreef, tonen zich geen grote prozaïsten. Ze schrijven allebei een verhaal dat op zowel het gebied van spanning als ontwikkeling de plank misslaat. Bijls korte verhaal over een winkelende, angstige vrouw opent veelbelovend. Heel subtiel wordt verwezen naar de recente scheidingsprocedure, die bij het hoofdpersonage grote verlatingsangst tot gevolg heeft gehad. Die psychologische diepgang verdwijnt vervolgens al in de eerste pagina naar de achtergrond; de aanvankelijk gecreëerde spanning keert niet terug.

Grunbergs verhaal blijkt alleen te staan in dit nummer, het overige proza laat te wensen over. De twee essays, het genoemde ‘Infantiele vijandigheid’ en een stuk over Karel van het Reves liefde voor de logica en zelfstandig nadenken, geven weinig vernieuwende visies, zeker voor de geëngageerde of wetenschappelijk georiënteerde lezer. Het is vooral de poëzie die grote indruk achterlaat. Jos Versteegen, die eerder enkele poëziebundels publiceerde, geeft hiervan het beste voorbeeld. Twee gedichten, 'Erfenissen I en II' hebben dezelfde vorm: tien regels, gevolgd door een grote tijdsprong en weer tien regels.

Vrolijk en hoopvol klinkt de eerste strofe van Erfenissen I, met het behangen van een huis met ‘papier vol roze veldboeketten’:

‘Het kastje met haar trouwservies,
de sofa en de oorfauteuil
zijn gisteravond van de wand
geschoven. kranten op de vloer.’

De details tonen een jonge vrouw van lang geleden, het trouwservies staat nog in de kast. En naast het bloemenbehang is het verschoven meubilair – oorfauteuils en sofa – nogal oubollig. Maar jeugdigheid is ook subtiel aanwezig. De vrouw verschuift, behangt: bouwt aan het huis. Hoe Versteegen dit in zulke korte verzen weet te vangen is een vertoon van grote dichterlijke kunst.

Zo vreugdevol als eerste strofe klinkt, zo droevig is het tweede. ‘Zij schuifelt naar de recreatie,’ opent die, waar haar de kans geboden wordt het – inmiddels zéker oubollige - bloemenbehang te herinneren met behulp van verf en penseel. Het gedicht is groots en doet me door de momenten van epifanie, van sublieme herinnering een beetje denken aan Nijhoff en, ja, misschien zelfs Wordsworth. En hoewel deel II inhoudelijk minder krachtig is, versterkt de parallellie in vorm het effect van het tweeluik.

Nieuwsgierigmakend

Een ander intrigerend gedicht is Michael March's ‘The Future’, voorzien van vertaling op de aangrenzende pagina door Barber van de Pol. Op het gedicht zelf krijg ik niet volledig vat, en ook vraag ik me af of Van de Pol met de vertaling van de verzen ‘I forgot many times / “that to which all things aim”’ als ‘Ik vergat heel vaak / “waar alle dingen naar toe gaan”’, recht doet aan de ambiguïteit van het oorspronkelijke Engelse gedicht.

Maar ondanks die punten van kritiek toont Van de Pol zich wel degelijk de vertaler van statuur zoals we haar kennen. Ze hanteert een vrij, sinds Vijftig in de poëzie veel gebruikt grammaticaal model om recht te kunnen doen aan de Engelse taal: ‘I forgot to say we grow old’ als ‘Ik vergat te zeggen we worden oud’. De vertaler blijft dicht bij het oorspronkelijke gedicht en geeft een eigenzinnige, gewaagde vertaling.

Binnenkort verschijnen van haar hand ook de verzamelde vertaalde gedichten van Jorge Luis Borges. Met haar bijdrage aan Hollands Maandblad maakt zij nieuwsgierig naar dat werk, zoals ook Versteegen mij nieuwsgierig maakt naar meer van zijn gedichten. In die zin heeft dit nummer van een literair tijdschrift het citaat uit NRC Handelsblad onwaar verklaard: Hollands Maandblad hééft functie: het intrigeert en wekt mijn interesse, nu eens in relatief onbekende auteurs, dan weer in nog niet verschenen boeken.

Bob Hopman is neerlandicus (Ma) en lid van de hoofredactie van Recensieweb.nl, waar deze recensie ook verschijnt.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum