Recensie: Van Den Haag, en dingen die voorbijgaan

30 november 2015 , door Irwan Droog
| |

Amsterdam, goed vertegenwoordigd in de Nederlandse literatuur, is in het literaire debuut van Jan Paul Bresser verfrissend afwezig. Het decor van zijn verhalenbundel Het verdriet van Eline is Den Haag, en specifieker nog het Hofstadkwartier. Rondom de Plaats, de Hofvijver, en in sfeervolle Haagse straten als de Juffrouw Idastraat en de Molenstraat, voltrekken zich verhalen van klein en groot leed, van vervagende herinneringen, van de dingen die voorbij zijn. Zowel met gevoel voor nostalgie als met het oog op de politieke actualiteit, zo onlosmakelijk verbonden aan de Hofstad, tekent Bresser zijn verhalen op - inclusief knipogen naar Couperus. Door Irwan Droog

'De Molenstraat,' het verhaal waar Bressers bundel mee begint, is misschien wel meteen het mooiste. Een oude vrouw, die veertig jaar van haar leven heeft gewerkt als stenograaf in de Tweede Kamer, verzamelt in de bibliotheek aan het Spui 'uitspraken van de dag' uit kranten. Die schrijft ze zorgvuldig over, zoals ze haar hele leven al zwijgzaam noteert. Onder andere geïnspireerd door een artikel over Leo Vroman en diens gedicht 'Voor wie dit leest' reflecteert ze op hoe ze als meisje van negen jaar huilde om haar overleden moeder. Toen wist ze niet eens waarom: 'Alleen nu', zegt de vrouw met het eind van haar leven in zicht, 'weet ik waarom ik huil.'

Ondertussen laakt de oude vrouw de houding van sommige heren in 'mijn Tweede Kamer', die zich druk maken om integratie. In de bibliotheek, 'het glazen hart van Den Haag', zitten immers alle geloven en nationaliteiten ongestoord naast elkaar: 'Daarom, en dat vond ik wel een opwekkende gedachte, is de openbare bibliotheek vandaag misschien meer dan het parlement een vrijplaats van het vrije woord.'

Die gedachte getuigt van een hoopvol optimisme. Hoewel niet alle personages in Het verdriet van Eline dit delen, zijn ze wel verbonden in hun vermogen om hun problemen te relativeren. Met vooral oudere mensen in de hoofdrollen, is de naderende dood een gedeeld thema, resulterend in een rode draad van droeve, maar soms ook haast vrolijke melancholie.

In 'Dochter aan zee' zit een niet bijster interessante man op een steen uit te kijken over het strand. Het tafereel dat zich voor zijn ogen ontbouwt, getuigt van de liefde- en respectvolle verstandhoudingen tussen Bressers' personages:

'Er komen in de verte twee mensen aan. Twee stippen zijn het nog, vanuit Scheveningen. De eerste warmte van de zon en de glinstering van het water ribbelt hun gestalten. De een is veel groter dan de ander. Bijna reus naast dwerg op het eerste vergezicht. Dichterbij wordt het ineens Panorama Mesdag, door de zeilboten op de achtergrond en de lange zwarte jurk van een oud vrouwtje dat een beetje kromloopt naast een boom van een jongeman, die ze nauwelijks kan bijhouden. Ze heeft haar scholgrijze haar in een knotje.'

'Moeder en zoon', interpreteert de verteller. Ze houden halt voor zijn ogen, en hij kijkt toe wanneer de moeder haar zoon assisteert in zijn transformatie tot een vrouw: een badpak, twee rondjes schuimrubber en een pruik maken van de zoon een dochter. Een hulpeloos, ontroerend tafereel - alleen zonde dat de verteller dit in exact die woorden expliciteert, zoals Bresser vaker net meer dan nodig uitlegt.

Dit uitstapje naar Scheveningen (en een enkele andere geografische afwijking) daargelaten, spelen de verhalen zich af tegen de Hofstedelijke achtergrond die rijke historie ademt, maar waar tevens het hart van de politiek is genesteld. Bresser laat zijn personages dan ook meer dan eens politiek stelling nemen. Zo is er de homoseksuele kapper van Hirsi Ali, die haar gedwongen vertrek betreurt, en pleit een naamloze politicus voor het blijven van Sahar: 'Hoe breng ik het ze aan hun verstand dat Sahar moet blijven, dat ze een van ons is?' En een anonieme stoombadbezoeker laat zich kritisch uit over het cultuurbeleid van het huidige kabinet:

'Begrijpt u dat ik me zorgen maak over de nonchalance en de willekeur en de arrogantie waarmee ze op het ogenblik met de uurwerken van onze beschaving omspringen? De wijzers hardhandig uit de klok willen trekken? Bibliotheken willen sluiten. Symfonieorkesten en toneelgezelschappen willen opheffen. En vioolbouwers op straat zetten.'

Waar veel debutanten Amsterdam als achtergrond kiezen, versterkt Bresser met Het verdriet van Eline de positie van Den Haag op de literaire kaart. Hij slaagt er knap in het oude Den Haag tot leven te wekken: het zijn dan ook vooral de verhalen met nostalgische, melancholische inslag die indruk maken. Niet alle zeventien verhalen hebben de urgentie van Bressers bewonderenswaardige literaire schreeuw om cultuur. Er zijn ook enkele niemendalletje voor tussendoor - zoals het verhaal over Mohammed, het Bangladese hulpje in een broodjeszaak - die toch ook goed passen binnen de microkosmos die hij in zijn Haagse verhalen schept. En, samen met deze balans, zorgt ook de aanwezigheid van sommige personages in elkaars verhalen voor een intrigerend en knap geconstrueerd geheel.

Irwan Droog studeert Literatuurwetenschap (Ma) aan de Vrije Universiteit, Amsterdam, en is redacteur van Recensieweb. Deze bespreking verschijnt eerst op Athenaeum.nl en vervolgens op Recensieweb.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum