Recensie: Van theorie naar revolutionaire praktijk

30 november 2015 , door Bart van den Bosch
| | | | |

Met het verschijnen van Democratic Enlightenment voltooit Jonathan Israel zijn in 2001 begonnen baanbrekende trilogie (Radical Enlightenment, Enlightenment Contested) over de geschiedenis van de Verlichting. Zijn centrale these is dat de Verlichting uiteenvalt in een radicale en een gematigde variant. De radicale Verlichting staat voor de revolutionaire universele waarden die in de late achttiende eeuw mede tot de ondergang van het Ancien Régime leidden, waarden die tot op de dag van vandaag het fundament van democratische grondwetten vormen. De erfenis van de gematigde Verlichting is een heel andere. Israel stelt dat de gematige Verlichting zich nooit voldoende heeft willen distantiëren van ondemocratische gedachten over tolerantie, gelijkheid en vrijheid. Klopt deze these? Door bart van den bosch.

N.B. Israel bezoekt Amsterdam op 19 september. Zie ook onze voorpublicatie uit dit boek.

Na het verschijnen van dit laatste deel ligt de vraag namelijk voor de hand of Jonathan Israel er in is geslaagd om aannemelijk te maken dat het onderscheid tussen radicale en gematigde Verlichting hout snijdt en dat de verspreiding van de radicale ideeën van filosofen als Spinoza, Bayle, Diderot, D’Holbach, en Paine een doorslaggevende invloed heeft gehad op het uitbreken van de laat achttiende-eeuwse revoluties, die zo ingrijpend en verstrekkend waren dat ze nog steeds de fundamenten van onze huidige democratieën zijn.

Spinoza, de kool en de geit

Om maar met de deur in huis te vallen: ja, daar slaagt Israel in. In Radical Enlightenment lag de nadruk op de verregaande politieke en religieuze consequenties van Spinoza’s materialistische filosofie. Enlightenment Contested behandelde de grote, maar meestal vergeefse, moeite die zowel de pleitbezorgers van de gevestigde politieke en kerkelijke macht, als de voorstanders van geleidelijke en beperkte sociaal-politieke verandering zich getroostten om de standpunten van Spinoza en zijn navolgers te ontkrachten.

In Democratic Enlightenment gaat Israel op de ingeslagen weg voort. Hij toont aan dat na 1750 ideeën van de gematigde Verlichters vermorzeld worden tussen de extremere, maar consistentere opvattingen van de radicale Encyclopedisten enerzijds en de verdedigers van de Kerk en het Ancien Régime anderzijds. Wat de gematigde Verlichters fataal wordt, volgens Israel, is dat zij de kool (vóór enige mate van maatschappelijke verandering, veelal in de vorm economische liberalisering) én de geit (vasthouden aan de bestaande hierarchische verhoudingen en het geopenbaarde Christendom) willen sparen.

Voor beide standpunten blijkt uiteindelijk geen filosofisch of praktisch draagvlak te zijn. In filosofisch opzicht blijkt Spinoza’s kritiek keer op keer onweerlegbaar en in praktisch revolutionair opzicht verschafte het gematigde ideeëngoed geen bruikbare ideologie. Deze tweeslachtigheid  van de gematigde Verlichters maakte hen daarentegen wel zeer suspect in de ogen van de vertegenwoordigers van de status quo. Israel constateert dat de grote namen als Voltaire, Hume, Montesquieu, Rousseau en Adam Smith, die traditioneel als de belangrijkste exponenten met de Verlichting worden gezien, links worden ingehaald door hun radicale tijdgenoten.

Voer voor revolutie

Ook in Democratic Enlightenment verdedigt Israel de overtuiging dat het filosofische openbare debat en de eindeloze stroom intellectuele controverses van doorslaggevende betekenis geweest zijn bij de verspreiding van het radicale ideeëngoed, en dat zij in het verlengde daarvan noodzakelijke voorwaarden vormden voor de Amerikaanse en Franse revoluties.

Een aanzienlijk deel van Democratic Enlightenment is dan ook gewijd aan de beschrijving van het doorsijpelen van die radicale theorieën van deze radicale intellectuele elite naar een breed draagvlak in de laat achttiende-eeuwse samenleving. Voor Israels these is het immers van groot belang dat het verband tussen radicale theorie en praktisch revolutionaire praktijk wordt aangetoond.  Volgens Israel zijn er drie bijzonder invloedrijke publicaties aan te wijzen die instrumenteel waren om de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen.

Drie boeken

Ten eerste speelde de uitgave van de Encyclopédie een grote rol, zeker na het koninklijk verbod daarop dat in 1759 werd uitgevaardigd. Israel stelt dat juist dit verbod de verspreiding van radicale opvattingen over tolerantie,  rationaliteit, God, de kerk, individuele vrijheid, koningsschap, de rol van de adel en slavernij enorm heeft gestimuleerd. Enerzijds maakte het koninklijk verbod velen juist nieuwsgierig naar de ideeën van de philosophes modernes; anderzijds gaven de door kerk en staat gesponsorde apologeten van de contra-Verlichting in hun - meestal onsuccesvolle - pogingen de perfide radicaliteit te bestrijden juist de verboden theorieën gedetailleerd weer.

De tweede publicatie die volgens Israel de potentieel revolutionairen van een gedegen filosofisch fundament voorzag was Système de la Nature (zie dit boek bij Project Gutenberg) van Diderots mede-encyclopedist Baron D’Holbach uit 1770, waarin deze het gedachtegoed van de radicale Philosophie Moderne op een voor het publiek toegankelijke wijze uiteenzette. Tezamen met de uitgave van de absolute bestseller Histoire philosophique des deux Indes – niet verwonderlijk ook een co-productie van de Encyclopedisten- wordt de publieke opinie doordrenkt met goed gefundeerde en praktische toepasbare theorieën om het lot in eigen hand te nemen.

Israel beschouwt deze boeken dan ook als intellectuele 'bommen' die direct hun bruikbaarheid tonen in de laat achttiende-eeuwse revolutionaire bewegingen. De Amerikaanse en Franse revoluties zijn de belangrijkste en meest succesvolle voorbeelden van de politieke explosiviteit van het filosofische erfgoed van Spinoza. Ook al  was het resultaat niet altijd in lijn met de uitgangspunten: tijdens de Franse revolutie onder de terreur van Rousseau-adept Robespierre en de staatsgreep van Napoleon werden het radicale ideeëngoed en hun vertegenwoordigers om zeep geholpen.

Democratic Enlightenment is, evenals de eerste twee delen, minutieus gedetailleerd en streeft een volledigheid na die – waarschijnlijk onvermijdelijk – de leesbaarheid niet altijd ten goede komt. Desalniettemin dwingt Israel toekomstige generaties historici zich tot zijn trilogie te verhouden en dat is alleen al een prestatie van formaat. Bovendien zet Israel hedendaagse critici van de radicale verlichtingswaarden en de daarop gebaseerde democratische fundamenten op hun plaats. Hun hedendaagse verwerping van rationaliteit, atheïsme en tolerantie blijken weinig nieuws te bevatten en blijken al eeuwen geleden uiterst effectief weerlegd te zijn door de radicale verlichters.

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof. Eerder besprak hij op Athenaeum.nl A Revolution of the Mind.

pro-mbooks1 : athenaeum