In tijdschriften die kunst en taal mengen, voeren beeld en letter meestal een hevige strijd om de aandacht. Afbeeldingen komen lekker groot het beste tot hun recht, letters doen het goed zwart op wit, niet te klein en zonder fratsen. Tekst leidt af van beeld en andersom, de vormgever is scheidsrechter, maar elke gelijkspel ziet er uit als een lauwe compromis.
Het piepjonge Brits-Duitse tijdschrift Teller heeft een manier gevonden recht te doen aan allebei. Gewoonweg door beide even serieus te nemen. Teller brengt verhalen. ‘Stories told in pictures, in words, in both,’ zo leggen de makers uit. Door anna van leeuwen voor hard//hoofd en Athenaeum.
Bijna een jaar na nummer 1, dat in oktober 2010 het licht zag, verscheen nummer 2, in Londen gelanceerd op een feestje dat er – op het fotoverslag op tellermagazine.com – redelijk braaf uitziet. Hoewel de eerste editie de cover had van een absurdistisch vakblad, zou de tweede Teller ook een architectuur-reader kunnen zijn: het onaangenaam hoge hoofdkantoor van de Verenigde Naties ontsiert de voorkant. Bij het ‘About’-deel van de website wordt met die associatie korte metten gemaakt: ‘Teller is not an architecture magazine’ is de eerste zin van een kort manifest.
Op het omslag van het eerste nummer prijkten twee mannen in pak met identieke maskers op. De rechter, voor de kijker, heeft een sigaar in zijn hand. Op de muur zien we een vaandeltje, dat mogelijkerwijs met deze verkleedpartij gewonnen is, of juist verloren. Dit tijdschrift – pretentieloos geniet, 64 bladzijdes – had ik uit het schap van een Londense kunstboekenwinkel gepakt. Niet eerst opengeslagen, maar meteen afgerekend. En waar je meestal tientallen euro’s moet neertellen voor zo’n artsy zine, wat ik met liefde had gedaan, kostte nummer 1 slechts € 4,–. Een onwaarschijnlijk bedrag voor een tijdschrift dat nergens adverteert of sponsoren vermeldt, en op de achterkant wel belooft ‘Teller will tell you the stories you always wanted to hear’. Die verhalen spelen in verre oorden als Kenia en Siberië, of vertellen juist het leven van de zwerver die bij jou om de hoek woont. Sommige verhalen zijn bescheiden ingeleid, een ander krijgt de veelbelovende titel ‘The best story I ever heard at a party’.
Binnen de verhalen wordt nergens onderscheid gemaakt tussen waargebeurd en verzonnen. Het lijkt simpelweg niet van belang of een verhaal in een duistere pub is opgedoken of berust op de avontuurlijke inslag en het documentaire geheugen van de auteur. Toch treedt in het tweede nummer – gebonden, € 6,–, tachtig bladzijdes, het thema is ‘dieren’ volgens de achterkant, maar dat valt niet zo op – de werkelijkheid meer op de voorgrond. Zozeer dat ik me bij het lezen van het verhaal over de mogelijke spionage nevenfuncties van Octopus Paul, ernstig afvraag of dit serieus is bedoeld of het residu van een avond blowen. Gezien het feit dat de auteur volgens Wikipedia onderzoek doet naar drugshonden neig ik naar serieus, of toch juist niet... (‘This biographical article needs additional citations for verification.’)
Alle auteurs en ook de fotografen krijgen achterin een beknopte biografie, naast de kolom waar in nummer 2 dan toch de sponsoren bedankt worden. Die biografieën leren dat we hier meestal te maken hebben met jonge multitalenten. Terwijl de ene studeerde aan Harvard en een kunstenaars-escortbureau oprichtte (Anton Koslov Mayr, verantwoordelijk voor het verhaal dat bij de Verenigde Naties-foto hoort en brutaalweg op de voorkant begint), is de ander ‘speculatief ontwerper’ (Thomas Thwaites, die een beeldverhaal maakte over genetisch gemanipuleerde planten) en een derde combineert fotografie met een drum carrière (Joe Dilworth, die een Zuid-Hongaars volksfeest vastlegde).
De ontwerpers, Anna Bühler en Peter Stenkhoff van Neue Gestaltung, waren tevens verantwoordelijk voor de vormgeving van het prachtige Duitse tijdschrift Monopol. Ieder verhaal heeft van hen een bijpassende illustratie gekregen om het einde te markeren. De ene keer, na het verhaal van een jonge vrouw dat haar aantal maaltijden en uren slaap op rantsoen heeft gezet, zien we een leeg slakkenhuis met eronder ‘end’, de andere keer, bij een verhaal over ‘de honden van Ceauçescu’, zien we een klein botje. De rest van het tijdschrift is sjiek en sober, al schuwen Bühler en Stenkhoff niet voor enige bescheiden variatie in lettergrootte en -type. In The United Nations is decadent and depraved – een titel die al half op de voorkant is te lezen, dat werkt – schreeuwen de letters in fontgrootte 20+ even hard als de geënsceneerde bizarre foto’s om de aandacht, zonder elkaar ook maar ergens in de weg te zitten.
Anna van Leeuwen is redacteur van Kunstbeeld en hard//hoofd.